Language of document :

Beroep ingesteld op 26 februari 2024 – Global Legal Action Network en CAN-Europe/Commissie

(Zaak T-120/24)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Global Legal Action Network (Galway, Ierland), Climate Action Network Europe (CAN-Europe) (Brussel, België) (vertegenwoordigers: R. Wall, Solicitor, en H. Leith, Barrister-at-Law)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

het bij brief van 14 december 2023 meegedeelde besluit van de Commissie (hierna: „bestreden besluit”), waarbij het door verzoeksters krachtens artikel 10 van de Aarhus-verordening1 ingediende verzoek tot interne herziening van 23 augustus 2023 is afgewezen, nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten van verzoeksters.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters twee middelen aan.

Eerste middel: bij het bestreden besluit is afdeling IV van het verzoek tot interne herziening ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Evenzeer onjuist was de vaststelling dat de in punt IV van het verzoek tot interne herziening geformuleerde argumenten niet konden dienen ter ondersteuning van dit verzoek. Deze fouten vloeien voort uit de toepassing van een onjuiste juridische toets en/of kennelijke beoordelingsfouten.

Tweede middel: bij het bestreden besluit zijn de argumenten van verzoeksters strekkende tot een interne herziening van uitvoeringsbesluit (EU) 2023/1319 van de Commissie van 28 juni 20231 ten onrechte ongegrond verklaard. Dit middel bestaat uit vier onderdelen, waaruit blijkt dat een onjuiste juridische toets is toegepast en/of dat het bestreden besluit op kennelijke beoordelingsfouten is gebaseerd.

Eerste onderdeel: in het bestreden besluit is ten onrechte geoordeeld dat er geen geldende wettelijke verplichting bestaat tot beoordeling van de wereldwijde vermindering van de broeikasgasemissies die nodig is om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5o C (daaronder begrepen de verplichting tot beoordeling van de haalbaarheid van de daarop gerichte emissietrajecten, inclusief de haalbaarheid van het inzetten van technologieën voor de verwijdering van kooldioxide waarvan bij bepaalde trajecten wordt uitgegaan). In het bestreden besluit wordt ook ten onrechte gesuggereerd dat rekening is gehouden met de mate waarin het haalbaar is om gebruik te maken van technologieën voor de verwijdering van kooldioxide.

Tweede onderdeel: in het bestreden besluit is ten onrechte vastgesteld dat de Europese Unie niet wettelijk verplicht is om haar emissiedoelstellingen voor 2030 vast te stellen volgens een redelijke raming van haar billijk aandeel aan de wereldwijde emissiereducties die nodig zijn om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5o C.

Derde onderdeel: in het bestreden besluit is ten onrechte het betoog verworpen waarmee verzoeksters hun verzoek tot interne herziening rechtvaardigden met het argument dat de Unie verplicht is om, volgens een redelijke raming van haar billijk aandeel, de volledige emissiereductie te verwezenlijken die zij op haar grondgebied kan bereiken. De Commissie heeft in het bestreden besluit het bestaan van deze verplichting niet betwist en zij heeft niet getracht aan te tonen dat de jaarlijkse emissieruimten werden vastgesteld in overeenstemming met die verplichting.

Vierde onderdeel: in het bestreden besluit is ten onrechte het betoog verworpen waarmee verzoeksters hun verzoek tot interne herziening rechtvaardigden met het argument dat bij het aan de jaarlijkse emissietoewijzingen ten grondslag liggende onderzoek geen rekening is gehouden met de grondrechten, noch met de gevolgen van de klimaatverandering voor de grondrechten, en evenmin met het aandeel aan de klimaatverandering dat zou voortvloeien uit de emissiedoelstellingen van de Unie. In het bestreden besluit wordt louter aangegeven dat bij die beoordeling sommige, maar niet alle grondrechten, in aanmerking werden genomen. Bij die beoordeling is geenszins onderzocht in hoeverre de klimaatverandering (met inbegrip van de klimaatverandering waartoe de emissiedoelstellingen van de Unie zouden bijdragen) die grondrechten kan ondermijnen.

____________

1 Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen, zoals gewijzigd bij verordening (EU) 2021/1767 (PB 2006, L 264, blz. 13).

1 Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/1319 van de Commissie van 28 juni 2023 tot wijziging van uitvoeringsbesluit (EU) 2020/2126 met het oog op de herziening van de jaarlijkse emissieruimten van de lidstaten voor de periode 2023 tot en met 2030 (PB 2023, L 163, blz. 9).