Language of document : ECLI:EU:T:2010:16

ARREST VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

19 januari 2010

Zaak T‑355/08 P

Chantal De Fays

tegen

Europese Commissie

„Hogere voorziening — Incidentele hogere voorziening — Openbare dienst — Ambtenaren — Verlof — Ziekteverlof — Onregelmatige afwezigheid vastgesteld na medische controle — Verrekening met vakantieverlof — Verlies van bezoldiging”

Betreft: Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 17 juni 2008, De Fays/Commissie (F‑97/07, JurAmbt. blz. I-A-1-191 en II-A-1-1011), en strekkende tot vernietiging van dat arrest. Door de Europese Commissie ingestelde incidentele hogere voorziening, eveneens strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Beslissing: De principale en de incidentele hogere voorziening worden afgewezen. C. De Fays wordt verwezen in de kosten van de principale hogere voorziening. De Europese Commissie wordt verwezen in de kosten van de incidentele hogere voorziening.

Samenvatting

1.      Hogere voorziening — Middelen — Ter discussie stellen van beoordelingen die het Gerecht voor ambtenarenzaken voor het eerst heeft gegeven

(Art. 225 A EG; Statuut van het Hof van Justitie, bijlage I, art. 11, lid 1; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 139, lid 2)

2.      Hogere voorziening — Middelen — Middel voor het eerst aangevoerd in hogere voorziening — Niet-ontvankelijkheid — Middel gericht tegen besluit dat voorwerp van bestreden arrest vormt — Niet-ontvankelijkheid

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 48, lid 2, en 144)

3.      Ambtenaren — Ziekteverlof — Medische controle

(Ambtenarenstatuut, art. 59, lid 1)

4.      Hogere voorziening — Middelen — Middel voorgedragen tegen rechtsoverweging van arrest die niet noodzakelijk is voor onderbouwing van dictum — Falend middel

(Art. 225 A EG; Statuut van het Hof van Justitie, bijlage I, art. 9)

1.      In hogere voorziening is het Gerecht alleen bevoegd om te oordelen over de rechtsbeslissing die is gegeven ten aanzien van de middelen die voor het Gerecht voor ambtenarenzaken zijn aangevoerd. In het kader van een dergelijke procedure is het Gerecht derhalve enkel bevoegd om te onderzoeken of de redenering in de hogere voorziening aangeeft dat het bestreden arrest op een bepaald punt op een onjuiste rechtsopvatting zou berusten. Het feit dat een rekwirant beoordelingen ter discussie stelt die het Gerecht voor ambtenarenzaken voor het eerst in het bestreden arrest heeft gegeven om de voor hem aangevoerde middelen te beantwoorden, wijzigt niet het voorwerp van het geschil.

(cf. punten 28, 30 en 31)

Referentie:

Hof: 7 november 2002, Glencore en Compagnie Continentale/Commissie, C‑24/01 P en C‑25/01 P, Jurispr. blz. I‑10119, punt 62, en de aangehaalde rechtspraak; 21 februari 2008, Commissie/Girardot, C‑348/06 P, Jurispr. blz. I‑833, punten 49 en 50, en de aangehaalde rechtspraak

Gerecht: 11 november 2008, Speiser/Parlement, T‑390/07 P, JurAmbt. blz. I‑B‑1‑63 en II-B-1-427, punt 35

2.      Middelen die niet in de hogere voorziening zijn aangevoerd, maar die voor het eerst in een ter griffie neergelegde brief zijn genoemd en door de rekwirant ter terechtzitting zijn gehandhaafd, moeten krachtens de artikelen 48, lid 2, en 144 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht niet-ontvankelijk worden verklaard. Een hogere voorziening kan evenmin worden gebaseerd op een middel dat niet tegen het bestreden arrest is gericht, maar tegen het besluit van de administratie dat het voorwerp van dat arrest vormde. Dergelijke middelen vormen immers nieuwe middelen.

(cf. punten 34 en 40)

Referentie:

Hof: 11 november 2004, Ramondín e.a./Commissie, C‑186/02 P en C‑118/02 P, Jurispr. blz. I‑10653, punt 50

3.      Uit artikel 59, lid 1, van het Statuut volgt dat de conclusies van een controlerend arts alleen ter discussie kunnen worden gesteld door de tegengestelde conclusies van een onafhankelijk arts die, op een binnen twee dagen ingediend verzoek van de betrokken ambtenaar, moet beslissen over de conclusies van de medische controle. Deze oplossing wordt niet gewijzigd door de omstandigheid dat de nota die het advies van de controlerend arts bevestigt een onjuiste vermelding bevat volgens welke de betrokkene, indien hij dit advies over dezelfde aandoening wilde betwisten, een nieuw medisch attest diende over te leggen, terwijl die ambtenaar op de hoogte is van het bestaan van de medisch arbitrageprocedure, omdat hij daarvan reeds gebruik heeft gemaakt.

(cf. punt 43)

4.      Een in het kader van een hogere voorziening aangevoerd middel dat is gericht tegen rechtsoverwegingen van een arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken die niet noodzakelijk zijn voor de onderbouwing van het bestreden arrest, faalt en moet worden afgewezen.

(cf. punt 56)

Referentie:

Hof: 12 februari 2003, Marcuccio/Commissie, C‑399/02 P(R), Jurispr. blz. I‑1417, punt 16, en de aangehaalde rechtspraak