Language of document :

Beroep ingesteld op 21 augustus 2008 - Spira / Commissie

(Zaak T-354/08)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Diamanthandel A. Spira BVBA (Antwerpen, België) (vertegenwoordigers: J. Bourgeois, Y. Van Gerven, F. Louis, A. Vallery, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

de beschikking van de Commissie van 5 juni 2008 op grond van artikel 7, lid 2, van verordening nr. 773/2004 van de Raad in zaak COMP/38.826/B-2-Spira/De Beers/DTC Supplier of Choice nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

In de onderhavige zaak betwist verzoekster beschikking (2008) D/203546 van 5 juni 2008, waarbij de Commissie heeft verklaard dat de gewijzigde feitelijke omstandigheden als gevolg van de nietigverklaring door het Gerecht van eerste aanleg van de beschikking houdende verbindendverklaring van de toezeggingen1 geen beslissende factor vormen op grond waarvan de Commissie moet overgaan tot herziening van haar beschikking (2007) D/200338 van 26 januari 2007 tot afwijzing, bij gebreke van belang voor de Gemeenschap, van verzoeksters klacht wegens schending van de artikelen 81 EG en 82 EG in samenhang met de Supplier of Choice (SoC)-regeling die door de De Beers Group wordt toegepast voor de distributie van ruwe diamanten ("afwijzingsbeschikking"2) (Zaak COMP/38.826/B-2-Spira/De Beers/DTC Supplier of Choice).

Ter onderbouwing van haar vorderingen voert verzoekster drie middelen aan.

Ten eerste betoogt verzoekster dat de Commissie de mededingingsbeperkende praktijken die zij in haar klacht aanvecht, niet met zorgvuldigheid en onpartijdigheid heeft onderzocht.

Ten tweede stelt verzoekster dat de Commissie bij het heronderzoek van de kwestie van de beperking van de toegang tot grondstoffen niet kon beweren dat de Gemeenschap geen belang erbij had dat aan de klacht gevolg werd gegeven, wanneer men bedenkt welke aanzienlijke schade door de beperking van de toegang tot grondstoffen op grond van de SoC-regeling is veroorzaakt. Volgens verzoekster had de beperking van de toegang tot grondstoffen als van gemeenschapsbelang moeten worden beschouwd, aangezien daardoor de beschikbaarheid van ruwe diamanten in Europa en zelfs wereldwijd wordt beïnvloed. Zij is van mening dat de SoC-distributieregeling een mededingingsbeperkende, selectieve distributieregeling is die de mededinging tussen merken beperkt.

Subsidiair betoogt verzoekster ten derde dat de Commissie het recht verkeerd heeft toegepast en de wijze waarop het onderzoek naar de gevolgen van de toegangsbeperking is verricht, ontoereikend heeft gemotiveerd, aangezien zij:

niet eerst de structuur van de geanalyseerde markt, de marktmacht van de betrokken onderneming en de marktpositie van de concurrenten daarvan heeft bepaald;

niet alle potentiële beperkingen of pogingen tot monopolisering heeft onderzocht van de leverancier wiens selectieve distributieregeling ter discussie stond.

Voorts voert verzoekster aan dat de Commissie een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt en haar beschikking op materieel onjuiste feiten heeft gebaseerd, voor zover zij heeft vastgesteld dat de SoC-regeling de toegang van kleinere marktdeelnemers tot ruwe diamanten niet aanzienlijk belemmert (beperking van de toegang tot grondstoffen).

____________

1 - Arrest van het Gerecht van 11 juli 2007, Alrosa/Commissie (T-170/06, Jurispr. blz. II-2601); hogere voorziening ingesteld door de Commissie bij het Hof (Commissie/Alrosa, C-441/07 P, PB C 283, blz. 22).

2 - Tegen de afwijzingsbeschikking is door verzoekster opgekomen bij het Gerecht van eerste aanleg (Spira/Commissie, T-108/07, PB C 129, blz. 20).