Language of document :

Beroep ingesteld op 4 juni 2008 - Gosselin Word Wide Moving/Commissie

(Zaak T-208/08)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Gosselin Word Wide Moving NV (Deurne, België) (vertegenwoordigers: F. Wijckmans, advocaat, S. De Keer, avocate)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekende partij

Nietigverklaring van de Beschikking van de Commissie C(2008)926 def. van 11 maart, aan verzoekster kennisgegeven op 25 maart 2008, met betrekking tot een procedure op grond van artikel 81 EG (zaak COMP/38.543 - International verhuisdiensten), voor zover deze tegen verzoekster is gericht;

subsidiair, nietigverklaring van artikel 1 van de Beschikking, voor zover deze tegen verzoekster is gericht, in de mate dat hierin een voortdurende inbreuk van 31 januari 1992 tot 18 september 2002 in hoofde van verzoekster wordt weerhouden en verlaging van de in artikel 2 opgelegde boete, voor zover tegen haar gericht, overeenkomstig de aldus aangepaste duur van de inbreuk;

subsidiair, nietigverklaring van artikel 2 e) van de Beschikking, voor zover deze tegen verzoekster is gericht, omwille van de motieven aangehaald in het tweede en/of het derde middel en overeenkomstige verlaging van de in artikel 2 opgelegde boete, voor zover tegen haar gericht;

veroordeling van de Commissie in de kosten van deze procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Her eerste middel ingeroepen door verzoekster stelt dat de Beschikking artikel 81 EG heeft geschonden. Het eerste onderdeel stelt dat de Commissie niet naar recht heeft bewezen dat de handeling die verzoekster kunnen worden tegengeworpen als een merkbare beperking van de mededinging in de zin van artikel 81 EG dienen gekwalificeerd te worden. Het tweede onderdeel stelt dat de Commissie niet naar recht heeft bewezen dat de overeenkomst waaraan verzoekster heeft geparticipeerd de handel tussen lidstaten merkbaar kan beïnvloeden.

Subsidiair stelt het tweede middel dat de Beschikking artikel 23 van Verordening 1/20031, artikel 15, lid 2, van Verordening 17/622 en de Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten3 heeft geschonden. Deze bepalingen zouden zijn geschonden bij het vaststellen van de ernst van de inbreuk, het vastleggen van de duurtijd van de inbreuk, het vaststellen van de waarde van de verkopen met het oog op de berekening van het basisbedrag van de geldboete en, tenslotte, de afwijzing van verzachtende omstandigheden in hoofde van verzoekster in het kader van de berekening van de boete.

Subsidiair stelt het derde middel dat het beginsel van gelijke behandeling werd geschonden, met name bij de bepaling van de ernst van de inbreuk en de waarde van de verkopen die in aanmerking worden genomen bij de berekening van de boete.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (Voor de EER relevante tekst) (PB L 1, blz. 1).

2 - EEG Raad: Verordening Nr. 17: Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag (PB 1962, 13, blz. 204).

3 - Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (Voor de EER relevante tekst) (PB 2006 C 210, blz. 2).