Language of document :

Beroep ingesteld op 28 maart 2013 – Moallem Insurance / Raad

(Zaak T-182/13)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Moallem Insurance Co. (Teheran, Iran) (vertegenwoordiger: D. Luff, lawyer)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

artikel 18 van de bijlage bij besluit 2012/829/GBVB van de Raad van 21 december 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 356, blz. 71) nietig verklaren;

artikel 18 van de bijlage bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1264/2012 van de Raad van 21 december 2012 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 356, blz. 55) nietig verklaren;

verklaren dat artikel 12 van besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 20101 en artikel 35 van verordening nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 20122 niet op verzoekster van toepassing zijn;

de Raad verwijzen in de kosten van verzoekster.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster negen middelen aan.

Het Hof is bevoegd om zowel artikel 21, sectie B, van de bijlage bij besluit 2010/644/GBVB van de Raad en artikel 21, sectie B, van bijlage VIII bij verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad als de beslissing van 28 oktober 2010 te toetsen en om de verenigbaarheid van deze handelingen met de algemene beginselen van Europees recht te toetsen

De specifieke grond voor de plaatsing van verzoekster op een lijst is onjuist en de vereisten van artikel 20, lid 1, van besluit 2010/413/GBVB van de Raad (zoals later gewijzigd bij artikel 1, lid 7, van besluit 2012/35/GBVB van de Raad van 23 januari 2012, artikel 1, lid 8, van besluit 2012/635/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 en artikel 1, lid 2, van besluit 2012/829/GBVB van de Raad van 21 december 2012), alsook de vereisten van artikel 23, lid 2, van verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad (zoals later gewijzigd bij artikel 1, lid 11, van verordening nr. 1263/2012 van de Raad van 21 december 2012) zijn niet vervuld.

Besluit 2012/829/GBVB van de Raad van 21 december 2012 en uitvoeringsverordening (EU) nr. 1264/2012 van de Raad van 21 december 2012 zijn ontoereikend gemotiveerd. Zij schenden verzoeksters rechten van verdediging en haar recht op een eerlijk proces, aangezien de Raad verzoeksters brief van 6 februari 2013 nooit heeft beantwoord en verzoekster geen toegang tot het dossier van de Raad heeft gekregen.

De Raad heeft artikel 24, leden 3 en 4, van besluit 2010/413/GBVB van de Raad en artikel 46, leden 3 en 4, van verordening nr. 267/2012 van de Raad geschonden. Artikel 24, lid 3, van besluit 2010/413/GBVB van de Raad en artikel 46, lid 3, van verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad vereisen dat de Raad zijn beslissing, met inbegrip van de gronden voor opname op een lijst, meedeelt en officieel ter kennis brengt, en artikel 24, lid 4, van besluit 2010/413/GBVB van de Raad en artikel 46, lid 4, van verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad voorzien in een heroverweging van de beslissing wanneer opmerkingen worden ingediend.

De Raad heeft bij de beoordeling van verzoeksters situatie het beginsel van behoorlijk bestuur geschonden.

De Raad heeft bij de beoordeling van verzoeksters situatie het beginsel van gewettigd vertrouwen geschonden.

Artikel 12 van besluit 2010/413/GBVB van de Raad en artikel 35 van verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 mogen niet op verzoekster worden toegepast, aangezien zij het in artikel 5, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) verankerde evenredigheidsbeginsel schenden.

Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad, zoals later gewijzigd, op basis waarvan de bestreden bijlage bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1264/2012 van de Raad van 21 december 2012 is vastgesteld, schendt artikel 215, leden 2 en 3, VWEU, dat de rechtsgrondslag ervan is, alsmede artikel 40 VEU.

Besluit 2010/413/GBVB van de Raad en verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad zijn vastgesteld met schending van het gelijkheidsbeginsel en van het beginsel van non-discriminatie.

____________

____________

1 Besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB (PB L 95, blz. 39).

2 Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1).