Language of document : ECLI:EU:C:2012:642

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

18 oktober 2012 (*)

„Richtlijn 96/9/EG – Rechtsbescherming van databanken – Artikel 7 – Recht sui generis – Databank met gegevens over aan de gang zijnde wedstrijden uit voetbalcompetities – Begrip ,hergebruik’ – Plaats waar hergebruik plaatsvindt”

In zaak C‑173/11,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Court of Appeal of England and Wales (Civil Division) (Verenigd Koninkrijk) bij beslissing van 5 april 2011, ingekomen bij het Hof op 8 april 2011, in de procedure

Football Dataco Ltd,

Scottish Premier League Ltd,

Scottish Football League,

PA Sport UK Ltd

tegen

Sportradar GmbH,

Sportradar AG,

wijst

HET HOF (Derde kamer),

samengesteld als volgt: R. Silva de Lapuerta, waarnemend voor de president van de Derde kamer, K. Lenaerts (rapporteur), G. Arestis, J. Malenovský en D. Šváby, rechters,

advocaat-generaal: P. Cruz Villalón,

griffier: C. Strömholm, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 8 maart 2012,

gelet op de opmerkingen van:

–        Football Dataco Ltd, Scottish Premier League Ltd, Scottish Football League en PA Sport UK Ltd, vertegenwoordigd door J. Mellor en L. Lane, barristers, geïnstrueerd door S. Levine en R. Hoy, solicitors,

–        Sportradar GmbH en Sportradar AG, vertegenwoordigd door H. Carr, QC, geïnstrueerd door P. Brownlow, solicitor,

–        de Belgische regering, vertegenwoordigd door T. Materne als gemachtigde, bijgestaan door R. Verbeke, advocaat,

–        de Spaanse regering, vertegenwoordigd door N. Díaz Abad als gemachtigde,

–        de Portugese regering, vertegenwoordigd door L. Inez Fernandes, A. Barros en A. Silva Coelho als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. Wilderspin en J. Samnadda als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 21 juni 2012,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 7 van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (PB L 77, blz. 20).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen enerzijds Football Dataco Ltd, Scottish Premier League Ltd, Scottish Football League en PA Sport UK Ltd (hierna gezamenlijk: „Football Dataco e.a.”) en anderzijds Sportradar GmbH en Sportradar AG (hierna gezamenlijk: „Sportradar”) over met name een vermeende inbreuk door Sportradar op het recht sui generis dat Football Dataco e.a. stellen te hebben op een databank met gegevens over aan de gang zijnde wedstrijden uit voetbalcompetities („Football Live”).

 Toepasselijke bepalingen

3        Artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9 luidt:

„In deze richtlijn wordt verstaan onder ,databank’: een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen, systematisch of methodisch geordend, en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk.”

4        Artikel 7 over het voorwerp van de bescherming, dat deel uitmaakt van hoofdstuk III van deze richtlijn, „recht sui generis”, bepaalt:

„1.      De lidstaten voorzien in een recht voor de fabrikant van een databank, waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering, om de opvraging en/of het hergebruik van het geheel of een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van die inhoud te verbieden.

2.      In dit hoofdstuk wordt:

a)      onder ,opvraging’ verstaan, het permanent of tijdelijk overbrengen van de inhoud van een databank of een substantieel deel ervan op een andere drager, ongeacht op welke wijze en in welke vorm,

b)      onder ,hergebruik’ verstaan, elke vorm van het aan het publiek ter beschikking stellen van de inhoud van een databank of een substantieel deel ervan, door verspreiding van kopieën, verhuur, onlinetransmissie of in een andere vorm. [...]

[...]

5.      Het herhaald en systematisch opvragen en/of hergebruiken van niet-substantiële delen van de inhoud van de databank, in strijd met een normale exploitatie van die databank of waardoor ongerechtvaardigde schade wordt toegebracht aan de rechtmatige belangen van de fabrikant van de databank, zijn niet toegestaan.”

5        Richtlijn 96/9 is in het Verenigd Koninkrijk omgezet door vaststelling van de Copyright and Rights in Database Regulations 1997 (besluit van 1997 inzake auteursrechten en rechten op databanken), waarbij de Copyright, Designs and Patents Act 1988 (wet van 1988 inzake auteursrechten, modellen en octrooien) is gewijzigd. De voor het hoofdgeding relevante bepalingen van dat besluit zijn in dezelfde bewoordingen als de relevante bepalingen van deze richtlijn geformuleerd.

6        Volgens artikel 5, punt 3, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2001, L 12, blz. 1) kan een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, in een andere lidstaat „ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad: voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen” worden opgeroepen.

7        Artikel 8, leden 1 en 2, van verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen („Rome II”) (PB L 199, blz. 40), luidt:

„1.      De niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht, wordt beheerst door het recht van het land waarvoor de bescherming wordt gevorderd.

2.      De niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een inbreuk op een unitair communautair intellectuele-eigendomsrecht, wordt, voor alle aangelegenheden die niet door het desbetreffende communautaire instrument zijn geregeld, beheerst door het recht van het land waar de inbreuk is gepleegd.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

8        Football Dataco e.a. zijn verantwoordelijk voor de organisatie van voetbalcompetities in Engeland en Schotland. Football Dataco Ltd verzorgt de aanmaak en exploitatie van de gegevens en intellectuele-eigendomsrechten met betrekking tot die competities. Football Dataco e.a. stellen dat zij krachtens het recht van het Verenigd Koninkrijk een recht sui generis hebben op de databank met de naam „Football Live”.

9        Football Live bestaat uit een compilatie van gegevens over aan de gang zijnde voetbalwedstrijden (scoreverloop, namen van doelpuntenmakers, moment waarop een speler een gele of rode kaart krijgt en naam van die speler, eventuele strafschoppen, vervangingen tijdens de wedstrijd). Deze gegevens zouden voornamelijk worden verzameld door voormalige beroepsvoetballers die als zelfstandigen voor Football Dataco e.a. werken en daartoe wedstrijden bijwonen. Volgens Football Dataco e.a. vereist de verkrijging en/of controle van deze gegevens een substantiële investering en vraagt het aanleggen van deze databank bovendien aanzienlijke vaardigheden, inspanningen, kennis van zaken en/of denkkracht.

10      Sportradar GmbH is een Duitse vennootschap die live, via internet, de resultaten en andere statistische gegevens van met name voetbalwedstrijden uit de Engelse competitie verspreidt. De dienst heet „Sport Live Data”. Sportradar GmbH heeft een website met de naam betradar.com. De gokbedrijven die klant zijn bij Sportradar GmbH, sluiten overeenkomsten met de Zwitserse holding Sportradar AG, de moedermaatschappij van Sportradar GmbH. Tot die klanten behoren onder meer bet365, een vennootschap naar het recht van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, en Stan James, een in Gibraltar gevestigde vennootschap, die gokdiensten aanbieden die gericht zijn op de Britse markt. Hun websites hebben een link naar betradar.com. Wanneer een internetgebruiker „Live Score” aanklikt, verschijnen de gevraagde gegevens met de vermelding „bet365” of „Stan James”. De verwijzende rechter leidt hieruit af dat het publiek in het Verenigd Koninkrijk voor Sportradar duidelijk een belangrijke doelgroep is.

11      Op 23 april 2010 hebben Football Dataco e.a. bij de High Court of Justice of England and Wales, Chancery Division, met name schadevergoeding van Sportradar geëist wegens schending van hun recht sui generis. Op 9 juli 2010 heeft Sportradar de bevoegdheid van deze rechterlijke instantie betwist.

12      Op 14 juli 2010 heeft Sportradar GmbH het Landgericht Gera (Duitsland) verzocht voor recht te verklaren dat haar activiteiten geen inbreuk maken op een intellectueel-eigendomsrecht van Football Dataco e.a.

13      Bij beslissing van 17 november 2010 heeft de High Court of Justice zich bevoegd verklaard om kennis te nemen van de vordering van Football Dataco e.a., voor zover deze ertoe strekt Sportradar en haar klanten die in het Verenigd Koninkrijk van haar website gebruikmaken, hoofdelijk aansprakelijk te houden wegens schending van hun recht sui generis door opvraging en/of hergebruik. Deze rechterlijke instantie heeft zich daarentegen onbevoegd verklaard voor zover de vordering van Football Dataco e.a. ertoe strekt Sportradar primair aansprakelijk te houden voor een dergelijke schending.

14      Tegen deze beslissing zijn zowel Football Dataco e.a. als Sportradar in beroep gegaan bij de Court of Appeal of England and Wales (Civil Division).

15      Football Dataco e.a. stellen dat Sportradar haar gegevens verkrijgt door de gegevens van Football Live op haar server te kopiëren en de gekopieerde gegevens vervolgens toezendt aan het publiek in het Verenigd Koninkrijk dat Live Score aanklikt. Zij voeren aan dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde handelingen volgens de „transmissietheorie” of „mededelingstheorie” niet alleen plaatsvinden in de lidstaat van waaruit de gegevens door Sportradar zijn verzonden, maar ook in de lidstaat waar de adressaat van die verzending zich bevindt, te weten in dit geval het Verenigd Koninkrijk.

16      Sportradar betoogt dat de gegevens op de website betradar.com zelfstandig worden voortgebracht. Zij voegt hieraan toe dat volgens de „uitzendingstheorie” transmissie slechts plaatsvindt op de plaats waarvan de gegevens afkomstig zijn, zodat de haar verweten handelingen niet binnen de bevoegdheid van de Britse rechter vallen.

17      Daarop heeft de Court of Appeal of England and Wales (Civil Division) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

„Wanneer een partij gegevens van een door een recht sui generis ingevolge richtlijn 96/9/EG [...] beschermde databank uploadt op de webserver van die partij in lidstaat A en deze webserver in reactie op verzoeken van een gebruiker in lidstaat B deze gegevens naar de computer van de gebruiker verzendt, zodat zij worden opgeslagen in het geheugen van die computer en op het computerscherm worden getoond,

a)      moet het verzenden van de gegevens dan worden beschouwd als ‚opvraging’ of ‚hergebruik’ door die partij;

b)      vindt er dan een opvraging en/of hergebruik door die partij plaats:

i)      alleen in lidstaat A,

ii)      alleen in lidstaat B, of

iii)      in lidstaat A en lidstaat B?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

18      Met zijn vraag, sub a, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 7 van richtlijn 96/9 aldus moet worden uitgelegd dat wanneer een persoon gegevens die hij eerder heeft geüpload uit een databank die wordt beschermd door het recht sui generis ingevolge deze richtlijn, via een webserver in lidstaat A naar de computer van een andere persoon in lidstaat B op diens verzoek verzendt om in het geheugen van deze computer te worden opgeslagen en op het computerscherm te worden getoond, sprake is van „opvraging” of „hergebruik” van die gegevens door de verzender. Zo ja, wenst de verwijzende rechter met zijn vraag, sub b, te vernemen of deze handeling dan moet worden geacht plaats te vinden in lidstaat A, in lidstaat B of in beide lidstaten.

19      De vraag van de verwijzende rechter berust op verschillende uitgangspunten, waarvan de juistheid uitsluitend door hem kan worden beoordeeld, te weten:

–        Football Live is een „databank” in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9 en voldoet aan de materiële voorwaarden die volgens artikel 7, lid 1, van deze richtlijn moeten worden nageleefd om bescherming door het recht sui generis te genieten;

–        Football Dataco e.a. genieten de bescherming die het recht sui generis van de databank Football Live biedt, en

–        de gegevens waarop de in het hoofdgeding aan de orde zijnde verzending betrekking heeft, zijn door Sportradar eerder uit deze databank geüpload.

20      Met betrekking tot de vraag, sub a, heeft het Hof reeds geoordeeld dat gelet op de in artikel 7, lid 2, sub b, van richtlijn 96/9 gebruikte bewoordingen om het begrip „hergebruik” te definiëren en op het doel van het door de Uniewetgever vastgestelde recht sui generis, dit begrip in de algemene context van artikel 7 ruim moet worden opgevat, zodat het ziet op elke handeling die zonder toestemming van de fabrikant van de door dit recht sui generis beschermde databank geschiedt en erin bestaat de gehele inhoud van deze databank of een deel daarvan onder het publiek te verspreiden (zie arrest van 9 november 2004, The British Horseracing Board e.a., C‑203/02, Jurispr. blz. I‑10415, punten 45, 46, 51 en 67). De aard en de vorm van het daartoe gebruikte procedé zijn in dit verband irrelevant.

21      Onder dat begrip valt de handeling die, zoals in het hoofdgeding, erin bestaat dat een persoon gegevens die eerder uit een door het recht sui generis beschermde databank zijn opgevraagd, via zijn webserver naar de computer van een andere persoon op diens verzoek verzendt. Door een dergelijke verzending worden deze gegevens immers beschikbaar gesteld aan een lid van het publiek.

22      Dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde verzending wordt voorafgegaan door handelingen met gokbedrijven die op grond van een overeenkomst toegang hebben tot de webserver van Sportradar en in het kader van hun activiteiten die server voor hun eigen klanten toegankelijk maken, doet niet af aan de juridische kwalificatie als „hergebruik”, in de zin van artikel 7 van richtlijn 96/9, van de handeling waarbij Sportradar uit een beschermde databank afkomstige gegevens van die server naar de computer van die klanten verzendt.

23      Wat de vraag sub b, betreft, heeft de Europese Commissie in haar schriftelijke opmerkingen getwijfeld aan het nut van beantwoording van deze vraag in het huidige stadium van het hoofdgeding.

24      Zoals de Commissie stelt, staat het antwoord op de vraag of de handeling in het hoofdgeding onder het begrip „hergebruik” in de zin van richtlijn 96/9 valt weliswaar los van de plaats in de Europese Unie waar deze wordt verricht, maar er zij op gewezen, ten eerste, dat deze richtlijn niet ten doel heeft een door een uniform recht op Unieniveau geregelde bescherming door het recht sui generis te bieden.

25      Richtlijn 96/9 beoogt de opheffing, door harmonisatie van de nationale wettelijke regelingen, van de verschillen die tussen deze nationale wettelijke regelingen bestonden op het gebied van de rechtsbescherming van databanken en die afbreuk deden aan de werking van de interne markt, het vrije verkeer van goederen en diensten in de Unie en de ontwikkeling van een informatiemarkt in de Unie (zie arrest van 1 maart 2012, Football Dataco e.a., C‑604/10, punt 48).

26      Daartoe moeten volgens deze richtlijn alle lidstaten in hun nationale recht bepalen dat databanken door een recht sui generis worden beschermd.

27      In die context is de bescherming door het recht sui generis waarin de wettelijke regeling van een lidstaat voorziet, in beginsel beperkt tot het grondgebied van die lidstaat, zodat degene die deze bescherming geniet zich daar slechts op kan beroepen bij hergebruik zonder toestemming dat op dit grondgebied plaatsvindt (zie naar analogie arrest van 19 april 2012, Wintersteiger, C‑523/10, punt 25).

28      Zoals uit het verzoek om een prejudiciële beslissing blijkt, moet de verwijzende rechter in het hoofdgeding de gegrondheid beoordelen van de grieven die Football Dataco e.a. ontlenen aan schending van het recht sui generis dat zij krachtens het recht van het Verenigd Koninkrijk op de databank Football Live stellen te hebben. Voor die beoordeling moet dus worden onderzocht of de verzending van gegevens in het hoofdgeding, als handeling die in het Verenigd Koninkrijk plaatsvindt, binnen de territoriale werkingssfeer van de door het recht van deze lidstaat geboden bescherming door het recht sui generis valt.

29      Ten tweede voorziet artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001 in zaken die, zoals het hoofdgeding, betrekking hebben op verbintenissen uit onrechtmatige daad, in bijzondere bevoegdheid voor „het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen”.

30      De vraag waar de in het hoofdgeding aan de orde zijnde verzending plaatsvindt, welke verzending volgens Football Dataco e.a. afbreuk heeft gedaan aan de substantiële investering bij het aanleggen van de databank Football Live, kan van invloed zijn op de vraag of de verwijzende rechter bevoegd is, met name voor de vordering strekkende tot vaststelling van de primaire aansprakelijkheid van Sportradar in het bij de verwijzende rechter aanhangige geding.

31      Ten derde blijkt uit artikel 8 van verordening nr. 864/2007 dat bij inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht dat, zoals het in richtlijn 96/9 vastgestelde recht sui generis, niet „unitair communautair” in de zin van artikel 8, lid 2, is (zie de punten 24‑26 van het onderhavige arrest), de niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een dergelijke inbreuk overeenkomstig artikel 8, lid 1, wordt beheerst door „het recht van het land waarvoor de bescherming wordt gevorderd”.

32      Deze collisieregel bevestigt dat het van belang is te weten of, los van de eventuele plaatsbepaling van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde verzending in de lidstaat waar de webserver van de verzender zich bevindt, sprake is van verzending in het Verenigd Koninkrijk, de lidstaat waar Football Dataco e.a. aanspraak maken op bescherming van de databank Football Live door het recht sui generis.

33      Voor de plaatsbepaling van „hergebruik” in de zin van artikel 7 van richtlijn 96/9 gelden, evenals voor de definitie van dit begrip, autonome Unierechtelijke criteria (zie naar analogie arrest van 21 juni 2012, Donner, C‑5/11, punt 25).

34      Wanneer het, zoals in het hoofdgeding, gaat om hergebruik via de server van een website, moet er, zoals de advocaat-generaal in de punten 58 en 59 van zijn conclusie doet, op worden gewezen dat hergebruik bestaat uit een reeks opeenvolgende handelingen die in ieder geval gaat van het plaatsen van de betrokken gegevens op die website zodat het publiek ze kan raadplegen, tot de transmissie van deze gegevens naar geïnteresseerde leden van het publiek, en dat die handelingen op het grondgebied van verschillende lidstaten kunnen plaatsvinden (zie naar analogie arrest Donner, reeds aangehaald, punt 26).

35      Daarnaast moet echter ook rekening worden gehouden met de omstandigheid dat een dergelijke beschikbaarstelling aan het publiek in beginsel is te onderscheiden van traditionele wijzen van verspreiding doordat de content van een website altijd en overal toegankelijk is, aangezien deze content door een onbepaald aantal internetgebruikers overal ter wereld onmiddellijk kan worden geraadpleegd, ongeacht of de exploitant van die website de bedoeling heeft dat deze buiten zijn lidstaat van vestiging beschikbaar is en zonder dat hij daar invloed op heeft (zie in die zin arresten van 7 december 2010, Pammer en Hotel Alpenhof, C‑585/08 en C‑144/09, Jurispr. blz. I‑12527, punt 68, en 25 oktober 2011, eDate Advertising e.a., C‑509/09 en C‑161/10, Jurispr. blz. I-10269, punt 45).

36      Het volstaat dus niet dat de website met de betrokken gegevens vanaf een bepaald nationaal grondgebied toegankelijk is om te concluderen dat sprake is van hergebruik, door de exploitant van die website, dat onder het aldaar geldende nationale recht inzake bescherming door het recht sui generis valt (zie naar analogie arrest Pammer en Hotel Alpenhof, reeds aangehaald, punt 69, en 12 juli 2011, L’Oréal e.a., C‑324/09, Jurispr. blz. I-6011, punt 64).

37      Indien reeds uit die toegankelijkheid zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van hergebruik, zouden websites en gegevens die, hoewel zij klaarblijkelijk voor buiten de betrokken lidstaat gevestigde personen bestemd zijn, technisch gezien vanaf het grondgebied van die lidstaat toegankelijk zijn, immers ten onrechte aan het aldaar ter zake geldende recht worden onderworpen (zie naar analogie arrest L’Oréal e.a., reeds aangehaald, punt 64).

38      In het hoofdgeding is het feit dat op verzoek van een internetgebruiker in het Verenigd Koninkrijk gegevens van de webserver van Sportradar naar de computer van die internetgebruiker voor technische opslag‑ en beeldschermvisualisatiedoeleinden worden verzonden, op zich dus niet voldoende om vast te stellen dat het hergebruik door Sportradar waarvan daarbij sprake is, op het grondgebied van deze lidstaat plaatsvindt.

39      Of hergebruik plaatsvindt op het grondgebied van de lidstaat waarnaar de betrokken gegevens worden verzonden, is afhankelijk van het bestaan van aanwijzingen dat uit de handeling blijkt dat degene die deze verricht zich op personen op dat grondgebied wil richten (zie naar analogie reeds aangehaalde arresten Pammer en Hotel Alpendorf, punten 75, 76, 80 en 92; L’Oréal e.a., punt 65, en Donner, punten 27‑29).

40      In het hoofdgeding kan de omstandigheid dat de gegevens op de server van Sportradar ook gegevens van wedstrijden uit de Engelse voetbalcompetitie bevatten, hetgeen aantoont dat aan de in het hoofdgeding aan de orde zijnde verzending de wil van Sportradar ten grondslag ligt om de interesse van het publiek in het Verenigd Koninkrijk te wekken, een dergelijke aanwijzing zijn.

41      Dat Sportradar middels een overeenkomst toegang tot haar server heeft verleend aan bedrijven die gokdiensten aanbieden aan het publiek in het Verenigd Koninkrijk, kan eveneens wijzen op haar wil om zich op dit publiek te richten indien – hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan – Sportradar zich bewust was of moest zijn van die specifieke gerichtheid (zie naar analogie reeds aangehaalde arresten Pammer en Hotel Alpenhof, punt 89, en Donner, punten 27 en 28). De eventuele omstandigheid dat bij de door Sportradar voor het verlenen van toegang gevraagde vergoeding rekening wordt gehouden met de omvang van de activiteiten van die bedrijven op de Britse markt en met de kans dat internetgebruikers in het Verenigd Koninkrijk vervolgens haar website betradar.com raadplegen, kan in dit verband relevant zijn.

42      Ten slotte kan de omstandigheid dat de door Sportradar online geplaatste gegevens voor internetgebruikers in het Verenigd Koninkrijk die klant zijn bij die bedrijven, toegankelijk zijn in hun eigen taal, die niet dezelfde is als die welke normaal worden gebruikt in de lidstaten van waaruit Sportradar haar activiteiten uitoefent, in voorkomend geval een bevestiging opleveren van de aanwijzingen dat sprake is van een handelen dat met name op het publiek in het Verenigd Koninkrijk is gericht (zie naar analogie reeds aangehaalde arresten Pammer en Hotel Alpenhof, punt 84, en Donner, punt 29).

43      Gelet op deze aanwijzingen heeft de verwijzende rechter gegronde redenen om aan te nemen dat hergebruik, zoals in het hoofdgeding, plaatsvindt op het grondgebied van de lidstaat waar de gebruiker zich bevindt naar wiens computer de betrokken gegevens op diens verzoek worden toegezonden om te worden opgeslagen en op het computerscherm te worden getoond (lidstaat B).

44      De stelling van Sportradar dat „hergebruik” in de zin van artikel 7 van richtlijn 96/9 steeds moet worden geacht uitsluitend plaats te vinden op het grondgebied van de lidstaat waar de webserver zich bevindt vanwaar de betrokken gegevens worden verzonden, kan niet worden aanvaard.

45      Naast het feit dat het, zoals Football Dataco e.a. hebben opgemerkt, soms moeilijk is met zekerheid te bepalen waar die server zich bevindt (zie arrest Wintersteiger, reeds aangehaald, punt 36), zou een dergelijke stelling immers inhouden dat een marktdeelnemer die zonder toestemming van de fabrikant van een krachtens het recht van een bepaalde lidstaat door het recht sui generis beschermde databank de inhoud daarvan online hergebruikt en zich daarbij op het publiek van die lidstaat richt, aan de toepassing van dat nationale recht zou ontsnappen om de enkele reden dat zijn server zich buiten het grondgebied van die lidstaat bevindt. Een dergelijke situatie zou afbreuk doen aan het nuttig effect van de door het betrokken nationale recht geboden bescherming die de databank krachtens dat recht geniet (zie naar analogie arrest L’Oréal e.a., reeds aangehaald, punt 62).

46      Zoals Football Dataco e.a. hebben gesteld, zou de verwezenlijking van het door richtlijn 96/9 nagestreefde doel om databanken door het recht sui generis te beschermen bovendien in het algemeen in het gedrang komen indien hergebruik dat is gericht op het publiek op het grondgebied van de Unie of een gedeelte van dat grondgebied, buiten de werkingssfeer van deze richtlijn en van de nationale wetten ter omzetting daarvan zou vallen vanwege het enkele feit dat de server van de door de hergebruiker geëxploiteerde website zich in een derde staat bevindt (zie naar analogie arrest L’Oréal e.a., punt 63).

47      Gelet op het voorgaande moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord dat artikel 7 van richtlijn 96/9 aldus moet worden uitgelegd dat wanneer een persoon gegevens die hij eerder heeft geüpload uit een databank die wordt beschermd door het recht sui generis ingevolge deze richtlijn, via een webserver in lidstaat A naar de computer van een andere persoon in lidstaat B op diens verzoek verzendt om in het geheugen van deze computer te worden opgeslagen en op het computerscherm te worden getoond, sprake is van „hergebruik” van die gegevens door de verzender. Die handeling moet worden geacht in elk geval in lidstaat B plaats te vinden wanneer er aanwijzingen zijn dat uit de handeling blijkt dat degene die deze verricht zich op leden van het publiek in die lidstaat wil richten, hetgeen ter beoordeling van de nationale rechter staat.

 Kosten

48      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 7 van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken moet aldus worden uitgelegd dat wanneer een persoon gegevens die hij eerder heeft geüpload uit een databank die wordt beschermd door het recht sui generis ingevolge deze richtlijn, via een webserver in lidstaat A naar de computer van een andere persoon in lidstaat B op diens verzoek verzendt om in het geheugen van deze computer te worden opgeslagen en op het computerscherm te worden getoond, sprake is van „hergebruik” van die gegevens door de verzender. Die handeling moet worden geacht in elk geval in lidstaat B plaats te vinden wanneer er aanwijzingen zijn dat uit de handeling blijkt dat degene die deze verricht zich op leden van het publiek in die lidstaat wil richten, hetgeen ter beoordeling van de nationale rechter staat.

ondertekeningen


* Procestaal: Engels.