Language of document :

Beroep ingesteld op 2 maart 2011 - Attey/Raad

(Zaak T-118/11)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Philipp Attey (Abidjan, Ivoorkust) (vertegenwoordiger: J. C. Tchikaya, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

besluit 2011/18/GBVB van de Raad van 14 januari 2011 tot wijziging van besluit 2010/656/GBVB van de Raad tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust en verordening (EU) nr. 25/2011 van de Raad van 14 januari 2011 tot wijziging van verordening (EG) nr. 560/2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust nietig te verklaren, voor zover zij betrekking hebben op verzoeker;

de Raad in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van zijn vordering voert verzoeker vier middelen aan:

Eerste middel: kennelijke beoordelingsfout aangezien de beperkende maatregelen die tegen verzoeker werden genomen op grond van het feit dat hij het vredes- en verzoeningsproces in Ivoorkust belemmert en de uitslag van de presidentiële verkiezing weigert, zijn gebaseerd op het feit dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat A. Ouattara tot president van de Republiek Ivoorkust was verkozen terwijl daarentegen L. Gbagbo tot verkozen president was uitgeroepen door de Grondwettelijke Raad.

Tweede middel: misbruik van bevoegdheid aangezien de bestreden handelingen i) een ander doel nastreven dan het in artikel 21 VEU omschreven doel, namelijk de wereldwijde verspreiding van de democratie en de rechtsstaat, vermits L. Gbagbo op democratische wijze tot president van de Republiek Ivoorkust is verkozen en ii) in strijd zijn met het Handvest van de Verenigde Naties, waarvan de Unie de naleving bevordert, vermits verwerende partij het beginsel van niet-inmenging in de binnenlandse zaken van een staat heeft geschonden.

Derde middel: schending van artikel 215, lid 3, VWEU, aangezien de bestreden handelingen geen enkele juridische waarborg bevatten.

Vierde middel: schending van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie:

schending van verzoekers recht van verdediging aangezien verweerder hem niet in kennis heeft gesteld van de bewijselementen tegen hem zodat verzoeker hierover niet met succes zijn mening heeft kunnen te kennen geven, en

schending van verzoekers eigendomsrecht op onevenredige wijze.

____________