Language of document : ECLI:EU:C:2015:829

Zaak C‑388/14

Timac Agro Deutschland GmbH

tegen

Finanzamt Sankt Augustin

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Finanzgericht Köln)

„Prejudiciële verwijzing – Belastingwetgeving – Vennootschapsbelasting – Vrijheid van vestiging – Niet-ingezeten vaste inrichting – Voorkoming van dubbele belasting door de vrijstelling van de inkomsten van de niet-ingezeten vaste inrichting – Inaanmerkingneming van de verliezen van een dergelijke vaste inrichting – Inhaal van eerder afgetrokken verliezen bij de overdracht van de niet-ingezeten vaste inrichting – Definitieve verliezen”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 17 december 2015

1.        Vrijheid van vestiging – Belastingwetgeving – Vennootschapsbelasting – Overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting houdende vrijstelling van de inkomsten van een vaste inrichting die in een andere lidstaat is gevestigd dan de lidstaat van vestiging van de vennootschap die deze vaste inrichting bezit – Nationale regeling op grond waarvan die ingezeten vennootschap verliezen van de vaste inrichting in aanmerking mag nemen – Inhaal van eerder afgetrokken verliezen bij de overdracht van de vaste inrichting aan een niet-ingezeten vennootschap van hetzelfde concern – Toelaatbaarheid – Grenzen – Aftrek van definitieve verliezen

(Art. 49 VWEU)

2.        Vrijheid van vestiging – Belastingwetgeving – Vennootschapsbelasting – Inaanmerkingneming door een ingezeten vennootschap van de verliezen van een vaste inrichting die in een andere lidstaat is gevestigd dan die van deze vennootschap – Overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting op grond waarvan die andere lidstaat exclusief bevoegd is om belasting te heffen over de resultaten van de vaste inrichting – Nationale regeling op grond waarvan een dergelijke inaanmerkingneming is uitgesloten bij de overdracht van die vaste inrichting in de staat die exclusief bevoegd is om belasting te heffen – Situatie die niet vergelijkbaar is met die van een vaste inrichting die is gevestigd in de staat van vestiging van de ingezeten vennootschap

(Art. 49 VWEU)

1.        Artikel 49 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een belastingregeling van een lidstaat op grond waarvan bij de overdracht door een ingezeten vennootschap van een in een andere lidstaat gevestigde vaste inrichting aan een niet-ingezeten vennootschap die tot hetzelfde concern behoort als de eerste vennootschap, de eerder afgetrokken verliezen van de overgedragen vaste inrichting opnieuw worden opgenomen in het belastbare resultaat van de overdragende vennootschap wanneer de inkomsten van die vaste inrichting op grond van een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting zijn vrijgesteld van belasting in de lidstaat van vestiging van de vennootschap waarvan die vaste inrichting deel uitmaakte.

Het is echter in strijd met artikel 49 VWEU om een ingezeten overdragende vennootschap de mogelijkheid te ontzeggen om de verliezen van een niet-ingezeten vaste inrichting af te trekken van haar in haar lidstaat van vestiging belastbare winst, wanneer die vennootschap bewijst dat de ingehaalde verliezen definitieve verliezen in de zin van het arrest Marks & Spencer, C‑446/03, zijn.

(cf. punten 53, 58, dictum 1)

2.        Artikel 49 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een belastingregeling van een lidstaat die bij de overdracht door een ingezeten vennootschap van een in een andere lidstaat gevestigde vaste inrichting aan een niet-ingezeten vennootschap die tot hetzelfde concern behoort als de eerste vennootschap, de ingezeten vennootschap de mogelijkheid ontzegt om verliezen van de overgedragen vaste inrichting in aanmerking te nemen bij de vaststelling van haar heffingsgrondslag wanneer de lidstaat van vestiging van die vaste inrichting op grond van een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting exclusief bevoegd is om belasting te heffen over de resultaten van die vaste inrichting.

Wanneer de resultaten van een in een andere lidstaat gevestigde vaste inrichting niet onder de fiscale bevoegdheid van de lidstaat van vestiging van die vennootschap vallen, is de situatie van een dergelijke vaste inrichting immers niet vergelijkbaar met die van een vaste inrichting in laatstgenoemde lidstaat, wat betreft de door die staat vastgestelde maatregelen om de dubbele belasting op de winst van een ingezeten vennootschap te voorkomen of te beperken.

(cf. punten 65, 66, dictum 2)