Language of document : ECLI:EU:T:2005:1

Zaak T‑357/03

Gollnisch e.a.

tegen

Europees Parlement

„Besluit van Bureau van Europees Parlement – Beroep tot nietigverklaring – Niet-ontvankelijkheid”

Samenvatting van de beschikking

1.      Procedure – Overlegging van adviezen van juridische diensten van gemeenschapsinstellingen aan Gerecht – Voorwaarden

2.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Uitlegging contra legem van voorwaarde inzake noodzaak van individueel te worden geraakt – Ontoelaatbaarheid

(Art. 230, vierde alinea, EG)

3.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Handeling van bureau van Europees Parlement houdende wijziging van voorwaarden voor gebruik van kredieten van begrotingspost door fracties en niet-ingeschreven leden – Beroep ingesteld door niet-ingeschreven leden – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 230, vierde alinea, EG)

1.      Het zou in strijd zijn met het algemeen belang, dat eist dat de instellingen gebruik kunnen maken van in volledige onafhankelijkheid gegeven adviezen van hun juridische dienst, te aanvaarden dat dergelijke interne documenten in een geding voor het Gerecht kunnen worden overgelegd door andere personen dan de diensten op wier verzoek zij zijn opgesteld, zonder toestemming van de betrokken instelling of zonder bevel van de rechterlijke instantie.

(cf. punt 34)

2.      Blijkens de bewoordingen van artikel 230, vierde alinea, EG kan een natuurlijke of rechtspersoon slechts beroep tot nietigverklaring instellen tegen een handeling die niet een tot hem gerichte beschikking is, indien hij door deze handeling niet alleen rechtstreeks, maar ook individueel wordt geraakt, zodat deze bepaling niet aldus kan worden uitgelegd dat die door het Verdrag uitdrukkelijk gestelde voorwaarde een dode letter wordt, aangezien de gemeenschapsrechter daarmee de grenzen van de hem door het Verdrag verleende bevoegdheden zou overschrijden.

(cf. punt 62)

3.      Andere subjecten dan de geadresseerden van een handeling kunnen alleen dan op goede gronden stellen door deze handeling individueel te worden geraakt, wanneer deze laatste hen treft uit hoofde van een bepaalde bijzondere hoedanigheid of van een feitelijke situatie die hen ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hen daardoor op overeenkomstige wijze individualiseert als de adressaat.

In dit verband geldt de door het bureau van het Europees Parlement vastgestelde handeling die de voorwaarden voor het gebruik van de kredieten van een begrotingspost door de fracties en de niet-ingeschreven leden wijzigt, algemeen en in de toekomst zowel voor de enen als voor de anderen. Zij raakt derhalve zowel de toekomstige fracties en niet-ingeschreven leden als diegenen die ten tijde van de vaststelling ervan deel uitmaakten van het Parlement, zodat zij geen van hen individueel raakt. De hoedanigheid van niet-ingeschreven lid kan verzoekers dus niet op overeenkomstige wijze als de adressaat van een handeling individualiseren.

(cf. punten 63, 65-66)