Language of document : ECLI:EU:C:2004:7

ARREST VAN HET HOF

7 januari 2004 (1)

„Artikel 141 EG - Richtlijn 75/117/EEG - Gelijke behandeling van mannen en vrouwen - Uitsluiting van een transseksuele partner van het genot van een overlevingspensioen dat enkel aan de langstlevende echtgenoot wordt toegekend - Discriminatie op grond van geslacht”

In zaak C-117/01,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Court of Appeal (England & Wales) (Civil Division) (Verenigd Koninkrijk), in het aldaar aanhangig geding tussen

K. B.

en

National Health Service Pensions Agency,

Secretary of State for Health,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 141 EG en richtlijn 75/117/EEG van de Raad van 10 februari 1975 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wetgevingen der lidstaten inzake de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers (PB L 45, blz. 19),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt: V. Skouris, president, C. W. A. Timmermans, J. N. Cunha Rodrigues (rapporteur) en A. Rosas, kamerpresidenten, D. A. O. Edward, J.-P. Puissochet, F. Macken, N. Colneric en S. von Bahr, rechters,

advocaat-generaal: D. Ruiz-Jarabo Colomer,


griffier: L. Hewlett, hoofdadministrateur,

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

-    K. B., vertegenwoordigd door C. Hockney en L. Cox, QC, alsmede door T. Eicke, barrister,

-    de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door J. E. Collins als gemachtigde, bijgestaan door N. Paines, QC,

-    de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door N. Yerrell als gemachtigde,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van K. B., vertegenwoordigd door L. Cox en T. Eicke; de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door J. E. Collins, bijgestaan door N. Paines, en de Commissie, vertegenwoordigd door J. Sack en L. Flynn als gemachtigden, ter terechtzitting van 23 april 2002,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 10 juni 2003,

het navolgende

Arrest

1.
    Bij beschikking van 14 december 2000, ingekomen bij het Hof op 15 maart 2001, heeft de Court of Appeal (England & Wales) (Civil Division) krachtens artikel 234 EG een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van artikel 141 EG en richtlijn 75/117/EEG van de Raad van 10 februari 1975 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wetgevingen der lidstaten inzake de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers (PB L 45, blz. 19).

2.
    Deze vraag is gerezen in een geding tussen K. B., die is aangesloten bij het pensioenstelsel van de National Health Service (nationale gezondheidsdienst; hierna: „NHS”), en de NHS Pensions Agency (administratie van het NHS-pensioenstelsel) alsmede de Secretary of State for Health, betreffende de weigering om haar transseksuele partner in aanmerking te laten komen voor een weduwnaarspensioen.

Toepasselijke bepalingen

Bepalingen van gemeenschapsrecht

3.
    Artikel 141 EG luidt:

„1.    Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke of gelijkwaardige arbeid wordt toegepast.

2.     Onder beloning in de zin van dit artikel dient te worden verstaan het gewone basis- of minimumloon of -salaris en alle overige voordelen in geld of in natura die de werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking direct of indirect van de werkgever ontvangt.

[...]”

    

4.
    Artikel 1, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 75/117 bepaalt:

„Het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers, neergelegd in artikel 119 van het Verdrag en hierna te noemen .beginsel van gelijke beloning’, houdt in dat voor gelijke arbeid of voor arbeid waaraan gelijke waarde wordt toegekend ieder onderscheid naar kunne wordt afgeschaft ten aanzien van alle elementen en voorwaarden van de beloning.”

    

5.
    Artikel 3 van de richtlijn bepaalt:

„De lidstaten heffen de discriminaties tussen mannen en vrouwen op die voortvloeien uit wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen en die in strijd zijn met het beginsel van gelijke beloning.”

Bepalingen van nationaal recht

6.
    Volgens de sections 1 en 2 van de Sex Discrimination Act 1975 (wet van 1975 inzake discriminatie op grond van geslacht; hierna: „wet van 1975”) mag een persoon van een bepaald geslacht niet rechtstreeks worden gediscrimineerd door hem of haar minder gunstig te behandelen dan een persoon van het andere geslacht wordt of zou worden behandeld. Deze artikelen verbieden ook indirecte discriminatie, namelijk de toepassing van dezelfde voorwaarden of vereisten die onevenredige en ongerechtvaardigde nadelige gevolgen hebben voor de personen van een bepaald geslacht.

7.
    Na het arrest van het Hof van 30 april 1996, P./S. (C-13/94, Jurispr. blz. I-2143), heeft het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland de Sex Discrimination (Gender Reassignment) Regulations 1999 vastgesteld (regeling van 1999 inzake discriminatie op grond van geslacht in geval van geslachtsverandering), waarbij de wet van 1975 aldus is gewijzigd, dat hij ook geldt voor rechtstreekse discriminatie op grond van de geslachtsverandering van een werknemer.

8.
    Volgens section 11 (c) van de Matrimonial Causes Act 1973 (wet van 1973 inzake huwelijksaangelegenheden) is een huwelijk nietig wanneer de echtgenoten niet respectievelijk van het mannelijke en van het vrouwelijke geslacht zijn.

    

9.
    Section 29 (1) en (3) van de Births and Deaths Registration Act 1953 (wet van 1953 inzake aangiften van geboorten en overlijdens), verbiedt elke wijziging van het geboorteregister, behoudens in geval van verschrijving of feitelijke onjuistheid.

10.
    Regulation G7 (1) van de NHS Pension Scheme Regulations 1995 (regeling van 1995 inzake het NHS-pensioenstelsel) bepaalt dat, wanneer een vrouwelijke aangeslotene overlijdt in omstandigheden als bedoeld in deze regeling en een weduwnaar achterlaat, laatstbedoelde in beginsel recht heeft op een overlevingspensioen. De term „weduwnaar” is niet omschreven, doch vaststaat dat hiermee in het Engelse recht een met de aangeslotene gehuwde persoon wordt bedoeld.

Het hoofdgeding en de prejudiciële vraag

11.
    K. B., verzoekster in het hoofdgeding, is een vrouw die ongeveer twintig jaar lang voor de NHS heeft gewerkt, met name als verpleegster. Zij is aangesloten bij het NHS Pension Scheme.

12.
    K. B. leeft sinds verschillende jaren samen met haar partner R, die als vrouw is geboren en als dusdanig bij de burgerlijke stand is ingeschreven, doch door een operatieve geslachtsverandering een man is geworden, ofschoon van deze verandering niet officieel akte kon worden genomen door de geboorteakte te wijzigen. K. B. en R konden dus, tegen hun wil, niet met elkaar huwen. K. B. heeft er in haar memories en ter terechtzitting op gewezen dat „hun verbintenis is bekrachtigd tijdens een speciale plechtigheid die was goedgekeurd door een bisschop van de Church of England”, en dat zij „dezelfde geloften als een traditioneel paar hebben uitgewisseld”.

13.
    De NHS Pensions Agency liet K. B. weten dat er geen huwelijk was en dat, mocht zij als eerste overlijden, R geen weduwnaarspensioen zou kunnen ontvangen, omdat enkel de langstlevende echtgenoot op deze uitkering recht heeft en het volgens het recht van het Verenigd Koninkrijk niet mogelijk is om buiten een wettig huwelijk als echtgenoot te worden erkend.

14.
    K. B. bracht de zaak voor het Employment Tribunal (Verenigd Koninkrijk), stellende dat de bepalingen van nationaal recht die het pensioen aan weduwnaars en weduwen van aangeslotenen voorbehouden, een met artikel 141 EG en richtlijn 75/117 strijdige discriminatie op grond van geslacht vormen. Volgens K. B. verlangen de bepalingen van gemeenschapsrecht dat in een dergelijke context het begrip „weduwnaar” aldus wordt uitgelegd, dat het ook geldt voor de langstlevende partner die de hoedanigheid van weduwnaar zou hebben indien zijn geslacht niet het gevolg was van een medische ingreep tot geslachtsverandering.

15.
    Zowel het Employment Tribunal, bij vonnis van 16 maart 1998, als het Employment Appeal Tribunal te Londen (Verenigd Koninkrijk), bij arrest in hoger beroep van 19 augustus 1999, oordeelden dat het betrokken pensioenstelsel niet discriminatoir is.

16.
    K. B. bracht de zaak voor de Court of Appeal (England & Wales) (Civil Division), die heeft besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof om een prejudiciële beslissing te verzoeken over de volgende vraag:

„Levert de uitsluiting van de vrouwelijk-naar-mannelijke transseksuele partner van een vrouwelijke aangeslotene bij het pensioenstelsel van de National Health Service, dat de uitkeringen voor een persoon ten laste tot zijn weduwnaar beperkt, een met artikel 141 EG en richtlijn 75/117 strijdige discriminatie op grond van geslacht op?”

De prejudiciële vraag

Bij het Hof ingediende opmerkingen

17.
    Volgens K. B. is de beslissing om haar het recht te ontzeggen R als begunstigde van het weduwnaarspensioen aan te duiden, uitsluitend ingegeven door de geslachtsverandering van R. Was R namelijk niet van geslacht veranderd, of had deze verandering hem niet belet om in het huwelijk te treden, dan zou hij, als overlevende echtgenoot, recht hebben gehad op het overlevingspensioen.

18.
    Zij stelt dat voormeld arrest P./S., waarin is vastgesteld dat het gemeenschapsrecht discriminaties op grond van de geslachtsverandering van een persoon verbiedt, op het hoofdgeding van toepassing is, nu de verwijzende rechter K. B. en R heeft aangemerkt als een heteroseksueel paar met als enige bijzonderheid dat het geslacht van één partner het gevolg is van een medische ingreep. Dat zij minder gunstig worden behandeld, vloeit dus uitsluitend voort uit de omstandigheid dat R een geslachtsverandering heeft ondergaan, wat gelijkstaat met een bij artikel 141 EG en richtlijn 75/117 verboden directe discriminatie op grond van geslacht.

19.
    Subsidiair betoogt K. B. dat het huwelijksvereiste transseksuelen indirect discrimineert, aangezien, anders dan een heteroseksueel paar waarin geen van de twee partners transseksueel is, een heteroseksueel paar waarvan één partner een ingreep tot geslachtsverandering heeft ondergaan, nooit aan het huwelijkscriterium kan voldoen.

20.
    De regering van het Verenigd Koninkrijk betoogt dat de werknemers en werkneemsters van de NHS die niet met hun partner zijn gehuwd, van de overlevingsuitkeringen als bedoeld in het NHS Pension Scheme zijn uitgesloten, ongeacht de reden waarom zij niet zijn gehuwd. Daarbij is niet ter zake dienend of een bepaalde werknemer niet aan het huwelijksvereiste voldoet omdat zijn partner, zoals in de zaak die heeft geleid tot het arrest van 17 februari 1998, Grant (C-249/96, Jurispr. blz. I-621), homoseksueel is of, zoals in het hoofdgeding, transseksueel is, dan wel om enige andere reden.

21.
    Voorts stelt de regering van het Verenigd Koninkrijk dat het arrest van 31 mei 2001, D en Zweden/Raad (C-122/99 P en C-125/99 P, Jurispr. blz. I-4319), op het hoofdgeding kan worden toegepast, omdat de in die zaak bestreden bepaling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen net als in de onderhavige zaak een huwelijksvereiste oplegt, en voor de toekenning van de kostwinnerstoelage geen genoegen neemt met een of andere vorm van vaste relatie.

22.
    Volgens de Commissie was het beslissende element in de zaak die tot het arrest P./S. heeft geleid, het feit dat de nadelige behandeling van P. rechtstreeks was veroorzaakt door, en het gevolg was van zijn geslachtsverandering, aangezien hij anders niet zou zijn ontslagen.

23.
    In het hoofdgeding daarentegen houdt de gewraakte benadeling slechts zijdelings verband met de geslachtsverandering van R, en is zij veeleer te wijten aan het feit dat het betrokken paar niet kan huwen. Daarom is de Commissie van mening dat voormeld arrest P./S. op de onderhavige zaak niet kan worden toegepast.

24.
    Voorts stelt de Commissie dat K. B. niet op grond van het gemeenschapsrecht kan betogen dat het onrechtstreekse verband tussen de geslachtsverandering van R en de weigering om hem een overlevingspensioen toe te kennen, volstaat om bedoelde weigering als een discriminatie op grond van geslacht aan te merken. Enerzijds is in voormeld arrest Grant namelijk impliciet vastgesteld dat de inhoudsbepaling van het begrip huwelijk een kwestie van familierecht is, dat tot de bevoegdheid van de lidstaten behoort. Anderzijds heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens herhaaldelijk geoordeeld dat het huwelijksbeletsel dat volgt uit de omstandigheid dat een transseksueel naar het recht van het Verenigd Koninkrijk zijn geboorteakte niet kan laten wijzigen, niet in strijd is met de artikelen 8, 12 of 14 van het op 4 november 1950 te Rome ondertekende Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: „EVRM”).

Beoordeling door het Hof

25.
    Uitkeringen krachtens een pensioenstelsel dat voornamelijk de door de betrokkene vervulde dienstbetrekking als uitgangspunt hanteert, maken deel uit van de door deze laatste ontvangen beloning en vallen onder artikel 141 EG (zie met name arresten van 17 mei 1990, Barber, C-262/88, Jurispr. blz. I-1889, punt 28, en 12 september 2002, Niemi, C-351/00, Jurispr. blz. I-7007, punt 40).

26.
    Het Hof heeft eveneens erkend dat een onder een dergelijk stelsel toegekend overlevingspensioen binnen de werkingssfeer van artikel 141 EG valt. Dienaangaande heeft het Hof gepreciseerd, dat de omstandigheid dat dit pensioen per definitie niet aan de werknemer doch aan diens overlevende echtgenoot wordt betaald, aan deze uitlegging niet kan afdoen, aangezien een dergelijke uitkering een voordeel is dat voortvloeit uit de aansluiting van de overleden echtgenoot bij het stelsel, zodat het pensioen door de overlevende echtgenoot wordt verworven in het kader van de arbeidsverhouding tussen de werkgever en de overleden echtgenoot, en hem wordt betaald krachtens de dienstbetrekking van die echtgenoot (zie arresten van 6 oktober 1993, Ten Oever, C-109/91, Jurispr. blz. I-4879, punten 12 en 13, en 9 oktober 2001, Menauer, C-379/99, Jurispr. blz. I-7275, punt 18).

27.
    Een overlevingspensioen dat wordt betaald in het kader van een bedrijfspensioenregeling zoals het NHS Pension Scheme, is dus een beloning in de zin van artikel 141 EG en richtlijn 75/117.

28.
    De beslissing om bepaalde voordelen enkel toe te kennen aan gehuwde paren, en dus niet aan paren die samenwonen doch niet gehuwd zijn, berust op een keuze van de wetgever of op een uitlegging door de nationale rechter van de bepalingen van nationaal recht, en particulieren kunnen daartegen geen bij gemeenschapsrecht verboden discriminatie op grond van geslacht aanvoeren (zie, inzake de bevoegdheden van de gemeenschapswetgever, arrest D en Zweden/Raad, reeds aangehaald, punten 37 en 38).

29.
    In casu kan een dergelijk vereiste op zich niet als een discriminatie op grond van geslacht en dus als een schending van artikel 141 EG of van richtlijn 75/117 worden aangemerkt, aangezien het bij de toekenning van het overlevingspensioen niet ter zake doet of de aanvrager een man of een vrouw is.

30.
    Niettemin bestaat er, in een situatie als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, een ongelijke behandeling, die weliswaar niet rechtstreeks afbreuk doet aan het genot van een door het gemeenschapsrecht beschermd recht, maar wel één van de voorwaarden voor de toekenning ervan ongunstig beïnvloedt. Zoals de advocaat-generaal in punt 74 van zijn conclusie terecht heeft opgemerkt, betreft deze ongelijke behandeling niet de erkenning van het recht op een weduwnaarspensioen, doch een absolute voorwaarde voor de toekenning ervan, namelijk de mogelijkheid om te huwen.

31.
    Anders dan de heteroseksuele paren waarin geen van beide partners zijn identiteit aan een operatieve geslachtsverandering ontlenen, zodat zij met elkaar kunnen huwen en in aanmerking komen voor een overlevingspensioen dat deel uitmaakt van de beloning van een van beide, kan in het Verenigd Koninkrijk een paar zoals K. B. en R met het oog op het recht op een overlevingspensioen onmogelijk voldoen aan het huwelijksvereiste als bedoeld in het NHS Pension Scheme.

32.
    Deze objectieve onmogelijkheid om te huwen is te wijten aan de wet van 1973 inzake huwelijksaangelegenheden, die elk huwelijk waarbij de echtgenoten niet respectievelijk van het mannelijke en van het vrouwelijke geslacht zijn, als nietig aanmerkt, aan het feit dat het geslacht van een persoon het geslacht is dat in de geboorteakte is vermeld, en aan de wet inzake aangiften van geboorten en overlijdens, die elke wijziging van het geboorteregister verbiedt, behoudens in geval van een verschrijving of een feitelijke onjuistheid.

33.
    Er zij aan herinnerd dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft geoordeeld dat de onmogelijkheid voor een transseksueel om te huwen met een persoon van het geslacht waartoe hij vóór zijn operatieve geslachtsverandering behoorde, omdat volgens de in het Verenigd Koninkrijk geldende bepalingen zijn nieuwe seksuele identiteit rechtens niet kan worden erkend, zodat betrokkenen vanuit het oogpunt van de burgerlijke stand tot hetzelfde geslacht behoren, in strijd is met het recht om te huwen als bedoeld in artikel 12 EVRM (zie EHRM, arresten Christine Goodwin v Verenigd Koninkrijk en I. v Verenigd Koninkrijk van 11 juli 2002, nog niet gepubliceerd in Judgments and Decisions, respectievelijk §§ 97-104 en 77-84).

34.
    Een wetgeving als die in het hoofdgeding, waardoor een paar als K. B. en R in strijd met het EVRM niet kan voldoen aan het huwelijksvereiste dat met het oog op de toekenning aan één van hen van een bestanddeel van de beloning van de andere partner is opgelegd, is in beginsel onverenigbaar met de vereisten van artikel 141 EG.

35.
    Aangezien het, zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens overigens heeft erkend (arrest Goodwin v Verenigd Koninkrijk, reeds aangehaald, § 103), aan de lidstaten staat te bepalen onder welke voorwaarden de geslachtsverandering van een persoon in de situatie van R rechtens wordt erkend, is het de nationale rechter die moet onderzoeken of, in een geval zoals in het hoofdgeding, een persoon in een situatie als die van K. B. met een beroep op artikel 141 EG de erkenning kan verlangen van zijn recht om zijn partner in aanmerking te laten komen voor een overlevingspensioen.

36.
    Uit een en ander volgt, dat artikel 141 EG zich in beginsel verzet tegen een wettelijke regeling waardoor in strijd met het EVRM een paar als K. B. en R niet kan voldoen aan het huwelijksvereiste waaraan moet zijn voldaan voor de toekenning aan één van hen van een bestanddeel van de beloning van de andere partner. Het staat aan de nationale rechter om te onderzoeken of, in een geval als in het hoofdgeding, een persoon in de situatie van K. B. met een beroep op artikel 141 EG de erkenning kan verlangen van zijn recht om zijn partner in aanmerking te laten komen voor een overlevingspensioen.

Kosten

37.
    De kosten door de regering van het Verenigd Koninkrijk en door de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

HET HOF VAN JUSTITIE,

uitspraak doende op de door de Court of Appeal (England & Wales) (Civil Division) bij beschikking van 14 december 2000 gestelde vraag, verklaart voor recht:

Artikel 141 EG verzet zich in beginsel tegen een wettelijke regeling waardoor in strijd met het op 4 november 1950 te Rome ondertekende Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, een paar als K. B. en R niet kan voldoen aan het huwelijksvereiste waaraan moet zijn voldaan voor de toekenning aan één van hen van een bestanddeel van de beloning van de andere partner. Het staat aan de nationale rechter om te onderzoeken of in een geval als in het hoofdgeding, een persoon in de situatie van K. B. met een beroep op artikel 141 EG de erkenning kan verlangen van zijn recht om zijn partner in aanmerking te laten komen voor een overlevingspensioen.

Skouris
Timmermans
Cunha Rodrigues

Rosas

Edward
Puissochet

Macken

Colneric
von Bahr

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 7 januari 2004.

De griffier

De president

R. Grass

V. Skouris


1: Procestaal: Engels.