Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 17 augustus 2023 door het Europees Parlement tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer – uitgebreid) van 7 juni 2023 in zaak T-309/21, TC / Europees Parlement

(Zaak C-529/23 P)

Procestaal: Litouws

Partijen

Rekwirant: Europees Parlement (vertegenwoordigers: N. Görlitz, M. Ecker, J.-C. Puffer en S. Toliušio, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: TC

Conclusies

Rekwirant verzoekt het Hof:

het arrest van het Gerecht van 7 juni 2023, TC/Europees Parlement, T-309/21, EU:T:2023:315, te vernietigen;

de zaak bij het Gerecht zelf af te doen door toewijzing van de vorderingen die het Parlement in de procedure in eerste aanleg heeft ingediend;

verzoeker in eerste aanleg te verwijzen in alle kosten van de procedure in eerste aanleg en van de hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste middel: het Gerecht is voorbijgegaan aan het voorwerp van de procedure in eerste aanleg, de aard van de voorbereidende brief van de directeur-generaal Financiën van 8 januari 2021 en de vaste rechtspraak over de gevolgen van de onregelmatigheid van een processtuk. Het Gerecht kon zich niet beperken tot een onderzoek van de gegrondheid en de toereikendheid van de in deze brief aangevoerde gronden om vast te stellen dat het Parlement verzoekers recht om te worden gehoord heeft geschonden en dat de schending van dit recht een grond voor nietigverklaring van de bestreden besluiten vormt (punten 91-132 van het bestreden arrest).

Tweede middel: het Gerecht heeft het recht om te worden gehoord geschonden, het is voorbijgegaan aan de regels en de rechtspraak betreffende de procedure voor de terugvordering van de vergoeding voor parlementaire medewerkers, het heeft het beginsel van de vrije uitoefening van het mandaat van een lid van het Parlement in de zin van artikel 6, lid 1, van de Verkiezingsakte1 en artikel 2 van het Statuut van de leden van het Europees Parlement2 geschonden, en het heeft artikel 4, lid 1, onder c), van verordening (EU) 2018/17253 geschonden door te oordelen dat het Parlement het recht van verzoeker in eerste aanleg om te worden gehoord heeft geschonden met betrekking tot zijn e-mails van 2015, 2016 en 2019 en zijn briefwisseling met de diensten van het Parlement; bovendien heeft het Gerecht de feiten onjuist weergegeven doordat het deze niet uitvoerig heeft onderzocht (punten 92-104, 130 en 131 van het bestreden arrest).

Derde middel: het Gerecht is de motiveringsplicht niet nagekomen en het heeft artikel 4, lid 1, onder e), en artikel 9, lid 1, van verordening (EU) 2018/1725, artikel 26, laatste streepje, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, artikel 266 VWEU en het recht om te worden gehoord geschonden door te oordelen dat het Parlement het recht om te worden gehoord van verzoeker in eerste aanleg heeft geschonden met betrekking tot het persoonsdossier van de betrokken geaccrediteerde medewerker, de gegevens betreffende het gebruik van de toegangsbadge van deze medewerker en de informatie over het aantal keren dat tegen de geaccrediteerde medewerker om bescherming van het Parlement is verzocht (punten 105-124, 130 en 131 van het bestreden arrest).

Vierde middel: het Gerecht is de motiveringsplicht niet nagekomen en het heeft artikel 9 van verordening (EU) 2018/1725, artikel 266 VWEU en het recht om te worden gehoord geschonden door te oordelen dat het Parlement het recht van verzoeker in eerste aanleg om te worden gehoord met betrekking tot zaak T-59/17 heeft geschonden (punten 125-131 van het bestreden arrest).

Vijfde middel: het Gerecht heeft artikel 41, lid 2, onder a) en b), van het Handvest geschonden door als enige grondslag voor het recht om te worden gehoord te erkennen dat verzoeker het recht heeft om te verlangen dat het Parlement de gegevens meedeelt die hij nodig heeft om opmerkingen te kunnen maken (punten 90 en 91 van het bestreden arrest).

____________

1 Akte betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen (PB 1976, L 278, blz. 5), gehecht aan besluit 76/787/EGKS, EEG, Euratom van de Raad van 20 september 1976 (PB 1976, L 278, blz. 1), zoals gewijzigd bij besluit 2002/772/EG, Euratom van 25 juni 2002 en van 23 september 2002 (PB 2002, L 283, blz. 1).

1 Besluit 2005/684/EG, Euratom van het Europees Parlement van 28 september 2005 houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (PB 2005, L 262, blz. 1).

1 Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 45/2001 en besluit nr. 1247/2002/EC (PB 2018 L 295, blz. 39).