Language of document :

Beroep ingesteld op 8 september 2010 - Keramag Keramische Werke e.a. / Commissie

(Zaak T-379/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Keramag Keramische Werke AG (Ratingen, Germany); Koralle Sanitärprodukte GmbH (Vlotho, Duitsland); Koninklijke Sphinx BV (Maastricht, Nederland); Allia SAS (Avon, Frankrijk); Produits Céramique de Touraine SA (PCT) (Selles sur Cher, Frankrijk); en Pozzi Ginori SpA (Milaan, Italië) (vertegenwoordigers: J. Killick, Barrister, P. Lindfelt, advocaat, I. Reynolds, Solicitor, en K. Struckmann, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de bestreden beschikking geheel of gedeeltelijk nietig verklaren;

vaststellen dat verzoeksters niet verantwoordelijk zijn voor mededingingsverstorende activiteiten met betrekking tot kranen, en zo nodig de beschikking nietig verklaren voor zover de beschikking verzoeksters daarvoor verantwoordelijk houdt;

voorts of subsidiair, de geldboete verlagen;

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure;

alle andere in de omstandigheden van de zaak passende maatregelen gelasten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters vorderen nietigverklaring van beschikking C(2010) 4185 def. van de Commissie van 23 juni 2010 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (zaak COMP/39092), voor zover zij daarin aansprakelijk worden gesteld voor deelneming aan een voortdurende overeenkomst of onderling afgestemde feitelijke gedraging betreffende badkameruitrustingen op het Duitse, Oostenrijkse, Italiaanse, Franse, Belgische en Nederlandse grondgebied.

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters zeven middelen aan.

In de eerste plaats stellen zij dat de Commissie de economische context niet heeft onderzocht of beoordeeld en dus het concurrentieverstorende doel van de gestelde inbreuken niet rechtens genoegzaam heeft aangetoond. Verzoeksters betogen dat de Commissie niet gerechtigd was ervan uit te gaan (of vast te stellen) dat overleg i) tussen niet-concurrenten over ii) een niet-economische prijs die door geen enkele marktdeelnemer wordt betaald, een mededingingsverstorend doel had.

In de tweede plaats stellen zij dat de Commissie verzoeksters, gelet op het eerste middel en het feit dat zij geen kranen produceren, ten onrechte verantwoordelijk heeft gehouden voor een inbreuk met betrekking tot kranen.

In de derde plaats betogen verzoeksters dat de Commissie het bestaan van de gestelde inbreuk niet rechtens genoegzaam heeft aangetoond, met name omdat haar analyse van het bewijs onjuist was met betrekking tot Frankrijk en Italië alsook ten aanzien van Keramag Keramische Werke Aktiengesellschaft in Duitsland.

In de vierde plaats voeren zij aan dat de Commissie niet heeft doen blijken van een belang bij de vaststelling van een - verjaarde - inbreuk in Nederland.

In de vijfde plaats stellen verzoeksters dat de Commissie

i) de bezwaren onvoldoende heeft uiteengezet in de mededeling van de punten van bezwaar, en

ii) relevant en mogelijkerwijs ontlastend bewijsmateriaal niet bewaard en overgelegd heeft.

Verzoeksters stellen door deze procedurele fouten benadeeld te zijn in hun rechten van verdediging.

In de zesde plaats voeren verzoeksters aan dat het onderzoek in deze zaak selectief en willekeurig was, gelet op het feit dat nooit vervolging werd ingesteld tegen een groot aantal ondernemingen die aan de vermeend onwettige bijeenkomsten of gesprekken zouden hebben deelgenomen.

In de zevende plaats stellen zij dat de geldboete onverdedigbaar en onevenredig hoog was, inzonderheid gelet op het ontbreken van tenuitvoerlegging op of gevolgen voor de markt. Verzoeksters verzoeken het Gerecht in de uitoefening van de hem bij artikel 261 VWEU toegekende volledige rechtsmacht de geldboete te verlagen.

____________