Language of document : ECLI:EU:C:2017:846

Zaak C499/16

AZ

tegen

Minister Finansów

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny)

„Prejudiciële verwijzing – Fiscale bepalingen – Belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 98 – Mogelijkheid voor de lidstaten om een verlaagd tarief toe te passen op bepaalde goederenleveringen en diensten – Bijlage III, punt 1 – Levensmiddelen – Banketbakkerswaren en gebak – Minimale houdbaarheidsdatum of uiterste verbruiksdatum – Beginsel van fiscale neutraliteit”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 9 november 2017

Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde – Mogelijkheid voor de lidstaten om een verlaagd tarief toe te passen op bepaalde leveringen van goederen en dienstverrichtingen – Toepassing van een verlaagd tarief op levensmiddelen – Banketbakkerswaren en gebak – Nationale regeling die voorziet in een verlaagd tarief afhankelijk van de minimale houdbaarheidsdatum of uiterste verbruiksdatum – Toelaatbaarheid – Voorwaarde – Eerbiediging van het beginsel van neutraliteit – Criterium – Soortgelijke goederen of diensten – Toetsing door de nationale rechterlijke instantie

(Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 98)

Artikel 98 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet – mits het beginsel van fiscale neutraliteit wordt geëerbiedigd, hetgeen de verwijzende rechter dient te verifiëren – tegen een nationale wettelijke regeling als die in het hoofdgeding, volgens welke de toepassing van het verlaagde tarief van belasting over de toegevoegde waarde op verse banketbakkerswaren en vers gebak alleen afhangt van de „minimale houdbaarheidsdatum” of de „uiterste verbruiksdatum” van deze goederen.

Dienaangaande zij opgemerkt dat de lidstaten ingevolge artikel 98, lid 3, van de btw-richtlijn bij de toepassing van de verlaagde tarieven op categorieën van goederen mogen gebruikmaken van de GN teneinde de betrokken categorie juist te omschrijven. Vast staat echter dat het gebruik van de GN slechts één van vele manieren is om de betrokken categorie nauwkeurig te bepalen.

Aangezien aan de hand van het criterium van houdbaarheid gedurende een bepaald aantal dagen de betrokken categorie nauwkeurig wordt bepaald, staat dus vast dat deze selectieve toepassing van het verlaagde btw-tarief op een concreet en specifiek aspect van de goederen die zijn opgenomen in een van de categorieën van deze bijlage III, in beginsel verenigbaar is met artikel 98 van de btw-richtlijn.

Teneinde de vraag van de verwijzende rechter te beantwoorden moet echter worden nagegaan of een nationale wettelijke regeling als die in het hoofdgeding afbreuk doet aan het beginsel van fiscale neutraliteit.

Volgens vaste rechtspraak verzet dit beginsel zich ertegen dat soortgelijke goederen of diensten, die met elkaar concurreren, voor de heffing van btw verschillend worden behandeld (arrest van 11 september 2014, K, C‑219/13, EU:C:2014:2207, punt 24 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

Aangaande de beoordeling of de betrokken goederen of diensten soortgelijk zijn, hetgeen uiteindelijk een taak van de nationale rechter is, volgt uit de rechtspraak van het Hof dat dit voornamelijk moet worden bepaald uit het oogpunt van de gemiddelde consument. Goederen en diensten zijn soortgelijk wanneer zij overeenkomstige eigenschappen vertonen en aan dezelfde behoeften van de consument voldoen – waarbij het vergelijkbare gebruik de maatstaf is – en wanneer de verschillen die zij vertonen, de beslissing van de consument om het ene of het andere goed dan wel de ene of de andere dienst te betrekken niet aanmerkelijk beïnvloeden (arrest van 11 september 2014, K, C‑219/13, EU:C:2014:2207, punt 25).

(zie punten 25, 28‑31, 36 en dictum)