Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas (Litouwen) op 25 januari 2024 – VšĮ Vilniaus tarptautinė mokykla / Valstybinė kalbos inspekcija

(Zaak C-48/24, Vilniaus tarptautinė mokykla)

Procestaal: Litouws

Verwijzende rechter

Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: VšĮ Vilniaus tarptautinė mokykla

Verwerende partij: Valstybinė kalbos inspekcija

Prejudiciële vragen

1.    Dient artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aldus te worden uitgelegd dat de werkingssfeer daarvan zich uitstrekt tot de nationaalrechtelijke eis inzake vaardigheid in de officiële taal, welke eis van toepassing is op de administratieve medewerkers en de leerkrachten van een door een natuurlijke persoon opgerichte onderwijsinstelling die een internationaal secundaironderwijsprogramma evenals International Baccalaureate-programma’s voor Primary Years en Middle Years uitvoert?

2.    Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: dient artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dan aldus te worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regeling zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is en op grond waarvan de eis inzake vaardigheid in de officiële taal zonder uitzondering van toepassing is, ten eerste op alle leerkrachten die werkzaam zijn in een door een natuurlijke persoon opgerichte onderwijsinstelling die een internationaal secundaironderwijsprogramma evenals International Baccalaureate-programma’s voor Primary Years en Middle Years aanbiedt, en ten tweede op de administratieve medewerkers van die onderwijsinstelling, ongeacht eventuele omstandigheden die kenmerkend zijn voor de activiteiten van de desbetreffende onderwijsinstelling?

3.    Dient artikel 53 van richtlijn 2005/36/EG1 van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties aldus te worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regeling zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is en op grond waarvan de eis inzake vaardigheid in de officiële taal zonder uitzondering van toepassing is op alle leerkrachten die werkzaam zijn in een door een natuurlijke persoon opgerichte onderwijsinstelling die een internationaal secundaironderwijsprogramma evenals International Baccalaureate-programma’s voor Primary Years en Middle Years aanbiedt, ongeacht eventuele omstandigheden die kenmerkend zijn voor de activiteiten van de desbetreffende onderwijsinstelling?

____________

1 PB 2005, L 255, blz. 22.