Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 16 december 2021 door WEPA Hygieneprodukte GmbH, WEPA Deutschland GmbH & Co. KG, voorheen Wepa Leuna GmbH, en Wepa Papierfabrik Sachsen GmbH tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 6 oktober 2021 in zaak T-238/19, Wepa Hygieneprodukte GmbH e.a. / Europese Commissie

(Zaak C-795/21 P)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirantes: WEPA Hygieneprodukte GmbH, WEPA Deutschland GmbH & Co. KG, voorheen Wepa Leuna GmbH, en Wepa Papierfabrik Sachsen GmbH (vertegenwoordigers: H. Janssen, A. Vallone, Rechtsanwälte, D. Salm, Rechtsanwältin)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Bondsrepubliek Duitsland

Conclusies

het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 6 oktober 2021 in zaak T-238/19 in zijn geheel vernietigen;

het besluit van de Commissie van 28 mei 2018 in de zaak „Steunmaatregel SA.34045 (2013/C) (ex 2012/NN) van Duitsland voor bandlastverbruikers volgens artikel 19 StromNEV” nietig verklaren;

subsidiair, de zaak terugverwijzen naar het Gerecht;

de Commissie verwijzen in de kosten van beide instanties.

Middelen en voornaamste argumenten

Met hun eerste middel in hogere voorziening betogen rekwirantes dat het Gerecht de feiten onjuist heeft voorgesteld en de inhoud en de draagwijdte van het nationaal recht onjuist heeft opgevat, voor zover het ter motivering van zijn beslissing heeft uiteengezet dat ten eerste de Bundesnetzagentur (Duitse federale energietoezichthouder) de hoogte van de heffing bedoeld in artikel 19, lid 2, van de Duitse Stromnetzentgeltverordnung (regeling inzake nettarieven; hierna: „StromNEV”) op bindende wijze heeft vastgesteld, ten tweede de Bundesnetzagentur dienaangaande zeer gedetailleerde regels heeft vastgesteld en ten derde het inkomstenverlies van de netbeheerders volledig werd gedekt door de genoemde heffing. Bijgevolg was er helemaal geen sprake van de voor de beslissing van het Gerecht relevante feiten die moesten aantonen dat de staat controle had over de uit de heffing voortvloeiende middelen.

Met hun tweede middel in hogere voorziening stellen rekwirantes dat het Gerecht de voorwaarden om te kunnen spreken van met staatsmiddelen bekostigde steun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU niet in acht heeft genomen. Ten eerste is het Gerecht eraan voorbijgegaan dat het bij de heffing als bedoeld in artikel 19, lid 2, StromNEV niet om een belasting, een „verplichte heffing” of een „parafiscale heffing“ gaat (eerste onderdeel van het tweede middel). Ten tweede is het Gerecht eraan voorbijgegaan dat de vrijstelling voor bandlastverbruikers krachtens artikel 19, lid 2, tweede volzin, StromNEV en de heffing overeenkomstig artikel 19, lid 2, StromNEV geen met staatsmiddelen bekostigde steunmaatregelen vormen (tweede onderdeel van het tweede middel). Wanneer echter – zoals in casu – de heffing geen belasting vormt, dan is de voorwaarde van artikel 107, lid 1, VWEU volgens het Gerecht ook niet vervuld. Zelfs indien sprake zou zijn van een belasting, dan nog zou niet zijn voldaan aan de voorwaarde van artikel 107, lid 1, VWEU, omdat de heffing geen staatssteun of met staatsmiddelen bekostigde steun is.

____________