Language of document :

Hogere voorziening, ingesteld op 3 mei 2021 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer – uitgebreid) van 24 februari 2021 in zaak T-161/18, Braesch e.a./Commissie

(Zaak C-284/21 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Bouchagiar en K. Blanck, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Anthony Braesch, Trinity Investments DAC, Bybrook Capital Master Fund LP, Bybrook Capital Hazelton Master Fund LP, Bybrook Capital Badminton Fund LP

Conclusies

het bestreden arrest vernietigen;

zelf uitspraak doen op het beroep in eerste aanleg alsook dat beroep verwerpen wegens niet-ontvankelijkheid, en

de andere partijen in de procedure verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante voert één enkel middel aan.

Volgens haar heeft het Gerecht artikel 108, lid 2, VWEU en artikel 1, onder h), van de procedureverordening op het gebied van staatssteun1 geschonden door verzoekende partijen in eerste aanleg ten onrechte als „belanghebbenden” aan te merken.

Op basis daarvan is het Gerecht ten onrechte tot de slotsom gekomen dat verzoekende partijen in eerste aanleg krachtens artikel 263, vierde alinea, VWEU procesbevoegd zijn ten aanzien van besluit C(2017) 4690 final van de Commissie van 4 juli 2017 betreffende steunmaatregel SA.47677 (2017/N), waarbij goedkeuring wordt verleend voor – met de interne markt verenigbaar geachte – staatssteun van Italië ten gunste van Banca Monte dei Paschi di Siena.

____________

1 Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB 2015, L 248, blz. 9).