Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesarbeitsgericht (Duitsland) op 26 februari 2021 – LB / TO

(Zaak C-120/21)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesarbeitsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: LB

Verwerende partij: TO

Prejudiciële vraag

Verzetten artikel 7 van richtlijn 2003/88/EG1 van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd en artikel 31, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zich tegen de toepassing van een nationale bepaling als § 194, lid 1, juncto § 195 BGB [(burgerlijk wetboek)], op grond waarvan het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon verjaart na een reguliere termijn van drie jaar, die onder de in § 199, lid 1, BGB genoemde voorwaarden ingaat aan het einde van het vakantiejaar, wanneer de werkgever de werknemer niet daadwerkelijk in staat heeft gesteld om het recht op vakantie uit te oefenen, door hem uit te nodigen zijn recht uit te oefenen en hem te wijzen op het mogelijke verval van dat recht?

____________

1 PB 2003, L 299, blz. 9.