Language of document :

Beroep ingesteld op 25 maart 2010 - Hynix Semiconductor / Commissie

(Zaak T-148/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Hynix Semiconductor, Inc. (Icheon-si, Korea) (vertegenwoordigers: A. Woodgate en O. Heinisch, Solicitors)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de beschikking van de Commissie van 9 december 2009 in zaak COMP/38.636 - Rambus nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten;

de andere maatregelen gelasten die het Gerecht passend acht.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster verzoekt om nietigverklaring van de beschikking die de Commissie in zaak COMP/38.636 - Rambus heeft vastgesteld in een procedure op grond van artikel 102 VWEU en artikel 54 EER-Overeenkomst, betreffende het eisen van mogelijkerwijze onredelijke royalty's voor het gebruik van bepaalde octrooien op "Dynamic Random Access Memory" (DRAM). Bij de bestreden beschikking heeft de Commissie ten aanzien van Rambus bepaalde toezeggingen een verbindend karakter verleend in overeenstemming met artikel 9 van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad1 en besloten dat er niet langer gronden voor een optreden bestonden. Verzoekster is een concurrente van Rambus en heeft een klacht ingediend waarin zij de Commissie verzocht een procedure in te leiden.

Ter onderbouwing van haar conclusies voert verzoekster drie middelen aan.

Ten eerste betoogt verzoekster dat de Commissie inbreuk heeft gemaakt op artikel 9 van verordening nr. 1/2003 door te opteren voor de in dat artikel vastgestelde procedure in een geval waarin haar bezwaren verband hielden met een zodanig ernstige schending van artikel 102 VWEU dat zij voornemens was een geldboete op te leggen. Voorts stelt zij dat de toepassing van artikel 9 de proceseconomie niet diende. Volgens verzoekster waren de door de Commissie verbindend verklaarde toezeggingen kennelijk ongeschikt gelet op de feiten van de betrokken inbreuk en daarom voert zij aan dat de Commissie door de aanvaarding van de toezeggingen van Rambus inbreuk heeft gemaakt op artikel 9 van verordening nr. 1/2003, artikel 102 VWEU en de beginselen van behoorlijk (onafhankelijk) bestuur. Voorts betoogt verzoekster dat de Commissie door de toepassing van een onjuiste evenredigheidstoets, zonder gebruikmaking van de in artikel 9 zelf neergelegde criteria, door de onjuiste formulering van bepaalde bezwaren, en door tot onjuiste conclusies te komen met betrekking tot de vraag of de toezeggingen haar bezwaren weerlegden, ten onrechte heeft besloten dat er niet langer gronden voor een optreden bestonden. Tevens stelt verzoekster dat de Commissie de geschiktheid en de gepastheid van de toezeggingen niet heeft gemotiveerd en dus een ernstige beoordelingsfout heeft gemaakt.

In de tweede plaats stelt verzoekster dat de Commissie misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheden op grond van artikel 9 van verordening nr. 1/2003.

In de derde plaats betoogt verzoekster dat de Commissie bij de vaststelling van de bestreden beschikking procedurefouten heeft gemaakt door geen gebruik te maken van haar bevoegdheden op grond van verordening nr. 1/2003 en door niet voldoende te blijven zoeken naar een oplossing.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1, blz. 1).