Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 27 april 2009 door Luigi Marcuccio tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 18 februari 2009 in zaak F-70/07, Marcuccio / Commissie

(Zaak T-166/09 P)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirant: Luigi Marcuccio (Tricase, Italië) (vertegenwoordiger: G. Cipressa, advocaat)

Andere partij bij de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

de beschikking van 18 februari 2009 in zaak T-70/07 (hierna: "betrokken zaak"), Marcuccio/Commissie, van de Eerste kamer van het Gerecht voor ambtenarenzaken volledig en zonder uitzondering vernietigen;

het beroep in eerste aanleg, in het kader waarvan de bestreden beschikking is gegeven, volledig en zonder uitzondering ontvankelijk verklaren;

voor zover nodig, vaststellen dat het Gerecht voor ambtenarenzaken van een onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan door bepaalde vorderingen in het inleidend verzoekschrift van het beroep in eerste aanleg te kwalificeren als "verzoek om vereffening van kosten" (sic, punt 16 van de bestreden beschikking);

voor zover nodig, vaststellen dat het Gerecht voor ambtenarenzaken als rechter van eerste aanleg bevoegd was om zich uit te spreken over alle onderdelen van rekwirants petitum in de betrokken zaak en bovendien

primair:

het petitum, dat hier uitdrukkelijk voor alle rechtsgevolgen wordt overgenomen, volledig en zonder uitzondering toewijzen;

de verwerende partij veroordelen tot betaling aan rekwirant van alle door hem gedragen rechten en honoraria zowel in verband met de procedure in eerste aanleg als met deze hogere voorziening, dan wel

subsidiair:

de zaak terugwijzen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken in een andere samenstelling voor een nieuwe uitspraak over de zaak.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van de hogere voorziening voert rekwirant aan:

onwettigheid van de gedeeltelijke verwijzing van de betrokken zaak naar het Gerecht van eerste aanleg, ook wegens onjuiste uitlegging en toepassing van artikel 90 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna: "Ambtenarenstatuut") en volledig ontbreken van motivering;

schending, onjuiste uitlegging en toepassing van het beginsel van de bij de wet aangewezen rechter alsmede van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: "Handvest");

onwettigheid van de afwijzing, op grond dat zij niet-ontvankelijk zouden zijn, van de andere vorderingen dan die met betrekking waartoe het Gerecht voor ambtenarenzaken zich onbevoegd heeft verklaard, met name wegens verkeerde uitlegging en toepassing van artikel 90 van het Ambtenarenstatuut en van het begrip schadevordering die bij een vordering tot nietigverklaring van een besluit van een gemeenschapsinstelling komt, alsmede wegens volledig ontbreken van motivering en verdraaiing van de feiten;

procedurefouten die ernstige schade kunnen toebrengen aan rekwirants belangen wegens de niet-inachtneming van de verplichting om geen rekening te houden met de inhoud van de in punt 11 van de bestreden beschikking bedoelde handeling, voor zover deze te laat is ingediend, alsmede wegens het verzoek aan partijen om bijzondere stukken over te leggen, die vervolgens in het kader van de procedure in eerste aanleg in het dossier zijn opgenomen en die rekwirants belangen ernstig kunnen schaden;

schending van de regels betreffende een eerlijk proces, van artikel 6 van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en van artikel 47 van het Handvest.

____________