Hogere voorziening ingesteld op 3 maart 2022 door MG tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 21 december 2021 in zaak T-573/20, MG / Europese Investeringsbank
(Zaak C-173/22 P)
Procestaal: Frans
Partijen
Rekwirant: MG (vertegenwoordiger: L. Levi, avocate)
Andere partij in de procedure: Europese Investeringsbank
Conclusies
de hogere voorziening ontvankelijk en gegrond verklaren;
het arrest van het Gerecht in zaak T-573/20 vernietigen;
dientengevolge, de in eerste aanleg geformuleerde vorderingen toewijzen en:
- het besluit van de EIB van 11 oktober 2018 nietig verklaren waarbij rekwirants gezinstoelagen (daaronder met name begrepen de kosten voor kinderopvang en CPE die de EIB tot en met november 2019 ten onrechte van zijn salaris heeft afgetrokken) en de daarmee verband houdende financiële rechten (daaronder met name begrepen de belastingaftrek en de terugbetaling van de door hem gedragen ziektekosten van de kinderen) zijn stopgezet;
- voor zover nodig, de brief/het besluit van 7 januari 2019 nietig verklaren waarbij alle verzoeken van rekwirant zijn afgewezen;
- voor zover nodig, het besluit van de EIB van 30 juli 2020 nietig verklaren waarbij akte wordt genomen van het ontbreken van overeenstemming en het besluit van 11 oktober 2018 wordt bevestigd;
- de materiële en immateriële schade van rekwirant vergoeden;
De verwerende partij verwijzen in de kosten van de beide instanties.
Middelen en voornaamste argumenten
In zijn hogere voorziening voert rekwirant de volgende middelen aan:
- In het bestreden arrest is het begrip recht om te worden gehoord miskend;
- In het bestreden arrest zijn de regels in verband met de motiveringsplicht niet in acht genomen;
- In het bestreden arrest zijn het dossier en het begrip kennelijke beoordelingsfout verkeerd opgevat. Ook zijn de beginselen van gelijke behandeling en evenredigheid geschonden, daar de exceptie van onrechtmatigheid van de administratieve bepalingen voor de gezinstoelagen is afgewezen;
- In het bestreden arrest zijn de toepasselijke regels (artikel 3, lid 4, van verordening nr. 260/681 ) niet in acht genomen;
- In het bestreden arrest is met de afwijzing van het vijfde middel het dossier verkeerd opgevat, is artikel 85 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht geschonden en zijn de feiten onjuist gekwalificeerd. Het Gerecht is niet ingegaan op alle aangevoerde grieven en is daarmee zijn motiveringsplicht niet nagekomen.
____________
1 Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van heffing van de belasting ten bate van de Europese Gemeenschappen (PB 1968, L 56, blz. 8).