Language of document : ECLI:EU:T:2012:315





Arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 21 juni 2012 — Spanje/Commissie

(Zaken T‑264/10 en T‑266/10)

„Door Spanje beheerd operationeel programma van Cohesiefonds en EFRO (Operationeel programma van ESF ter bestrijding van discriminatie 2007‑2013) — Verzoek om tussentijdse betaling — Besluit tot schorsing van betalingstermijn wegens significante tekortkoming in werking van beheers- en controlesystemen — Beroep tot nietigverklaring — Ontvankelijkheid — Artikel 87, lid 2, van verordening (EG) nr. 1083/2006”

1.                     Beroep tot nietigverklaring — Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld — Begrip — Handelingen die bindende rechtsgevolgen sorteren — Besluit tot schorsing van termijn voor voldoening van verzoek om tussentijdse betaling — Handeling die einde van onderscheiden bijzondere procedure markeert — Daaronder begrepen (Art. 263 VWEU; verordening nr. 1083/2006 van de Raad) (cf. punten 10‑13, 20)

2.                     Economische, sociale en territoriale samenhang — Structurele bijstandsverlening — Financiering door Unie — Verordening nr. 1083/2006 — Tussentijdse betaling — Verzoek om betaling dat voldoet aan voorwaarden van artikel 86 — Termijn van twee maanden om tussentijdse betaling te verrichten te rekenen vanaf inschrijving van dat verzoek — Opschorting van betaling na afloop van deze termijn — Daarvan uitgesloten (Verordening nr. 1083/2006 van de Raad, art. 87, lid 2, en 91, lid 1) (cf. punten 33‑36)

Voorwerp

Beroepen ingesteld tegen de beschikkingen van de Commissie van 10 mei (T‑264/10) en 11 mei 2010 (T‑266/10), waarbij de Spaanse autoriteiten in kennis zijn gesteld van de schorsing van de betalingstermijn voor bepaalde door het Koninkrijk Spanje ingediende verzoeken om tussentijdse betaling.

Dictum

1)

De zaken T‑264/10 en T‑266/10 worden gevoegd voor het arrest.

2)

De beschikkingen van de Commissie van 10 en 11 mei 2010, waarbij de Spaanse autoriteiten in kennis zijn gesteld van de schorsing van de betalingstermijn voor bepaalde door het Koninkrijk Spanje ingediende verzoeken om tussentijdse betaling, worden nietig verklaard.

3)

Het verzoek strekkende tot vaststelling van de gegrondheid van de vordering tot betaling van vertragingsrente wordt afgewezen.

4)

Op de vordering dat het Gerecht op basis van artikel 64 van zijn Reglement voor de procesvoering een maatregel tot organisatie van de procesgang beveelt, hoeft geen uitspraak te worden gedaan.

5)

De Commissie wordt verwezen in de kosten.