Language of document :

Beroep ingesteld op 7 juni 2010 - Microban International en Microban (Europe) / Commissie

(Zaak T-262/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Microban International Ltd. (Huntersville, Verenigde Staten) en Microban (Europe) Ltd. (Heath Hayes, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordiger: M. S. Rydelski, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van besluit 2010/169 van de Commissie van 19 maart 2010 betreffende de niet-opneming van 2,4,4'-trichloor-2'-hydroxydifenylether in de EU-lijst van additieven die kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen, overeenkomstig richtlijn 2002/72/EG (PB L 75, blz. 25), en

verwijzing van de Commissie in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters vorderen op grond van artikel 263 VWEU nietigverklaring van besluit 2010/169 van de Commissie van 19 maart 2010 betreffende de niet-opneming van 2,4,4'-trichloor-2'-hydroxydifenylether in de EU-lijst van additieven die kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen, overeenkomstig richtlijn 2002/72/EG1 (PB L 75, blz. 25), waarvan kennisgeving is geschied onder nummer C(2010) 1613.

Ter onderbouwing van hun vorderingen voeren verzoeksters de volgende middelen aan.

Ten eerste is het bestreden besluit niet in overeenstemming met de toelatingsprocedure van de kaderverordening2, nu er geen passende rechtsgrondslag voor de vaststelling van dit besluit is.

Ten tweede is het door verweerster zonder een risicobeheersbeslissing vastgestelde besluit om het betrokken product niet in de EU-lijst van additieven op te nemen, op de enkele grond dat de oorspronkelijke toelatingsaanvraag is ingetrokken, in strijd met de toelatingsprocedure voor dat product.

Ten derde heeft verweerster verzoeksters' gewettigd vertrouwen geschonden door niet te voorzien in de mogelijkheid om de oorspronkelijke aanvrager voor het betrokken product te vervangen.

Ten slotte was de procedure die aan de vaststelling van het bestreden besluit is voorafgegaan, in strijd met algemene beginselen van EU-recht, zoals het beginsel van behoorlijk bestuur, het transparantiebeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel.

____________

1 - Richtlijn van de Commissie van 6 augustus 2002 inzake materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (PB L 220, blz. 18).

2 - Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PB L 338, blz. 4).