Language of document : ECLI:EU:T:2017:885

Zaak T249/15

JT

tegen

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

„Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniebeeldmerk QUILAPAYÚN – Relatieve weigeringsgrond – Algemeen bekend merk – Artikel 8, lid 2, onder c), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 8, lid 2, onder c), van verordening (EU) 2017/1001] – Houder van het merk”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 11 december 2017

1.      Uniemerk – Definitie en verkrijging van het Uniemerk – Relatieve weigeringsgronden –Oppositie door de houder van een in een lidstaat algemeen bekend niet-ingeschreven ouder merk – Gevaar voor verwarring met het oudere merk – Beeldmerk QUILAPAYÚN

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 8, lid 2, c)]

2.      Uniemerk – Definitie en verkrijging van het Uniemerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door de houder van een in een lidstaat algemeen bekend niet-ingeschreven ouder merk – Voorwaarden – Bewijs van de verkrijging van rechten op het teken door de opposant

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 8, lid 2, c), en art. 41; verordening nr. 2868/95 van de Commissie, art. 1, regel 19, lid 2]

3.      Uniemerk – Definitie en verkrijging van het Uniemerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door de houder van een in een lidstaat algemeen bekend niet-ingeschreven ouder merk – Voorwaarden – Bewijs van het exclusieve houderschap – Geen

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 8, lid 2, c), en art. 41; verordening nr. 2868/95 van de Commissie, art. 1, regel 15, lid 1, regel 19, lid 2, en regel 20, lid 1]

4.      Uniemerk – Beroepsprocedure – Beroep bij de Unierechter – Bevoegdheid van het Gerecht om de bestreden beslissing te wijzigen – Grenzen

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 65, lid 3)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 39‑52)

2.      Voor het bewijs van het houderschap van een niet-ingeschreven merk gelden bijzondere voorwaarden. De opposant kan in geen geval door overlegging van een indienings- of inschrijvingsbewijs voor het merk waarop de oppositie gebaseerd is, bewijzen dat hij de houder is van dat merk. Hij moet aantonen dat hij door het gebruik van het niet-ingeschreven oudere merk rechten daarop heeft verworven.

(zie punt 42)

3.      Uit geen enkele bepaling volgt dat de opposant die oppositie instelt op grond van artikel 8, lid 2, onder c), van verordening nr. 207/2009 inzake het Uniemerk, moet bewijzen dat hij de „exclusieve” houder is van het algemeen bekende niet-ingeschreven oudere merk waarop hij zijn oppositie baseert. Blijkens artikel 41 van verordening nr. 207/2009 alsook regel 19, lid 2, en regel 20, lid 1, van verordening nr. 2868/95 tot uitvoering van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk moet de opposant het bewijs leveren dat hij met betrekking tot het algemeen bekende niet-ingeschreven oudere merk in de zin van artikel 8, lid 2, onder c), van verordening nr. 207/2009 voldoende rechten heeft verworven om te kunnen worden aangemerkt als de houder van dat merk, hetgeen niet impliceert dat hij moet aantonen er de exclusieve houder van te zijn.

Regel 15, lid 1, van verordening nr. 2868/95 bepaalt overigens dat „[i]ndien een ouder merk of ouder recht meer dan één eigenaar heeft (mede-eigendom), [...] de oppositie [mag] geschieden door één of meer of door alle eigenaren”, wat elk van de medehouders van een ouder merk de mogelijkheid biedt zich tegen de inschrijving van een aangevraagd merk te verzetten.

(zie punten 46, 47)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 52)