Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 27 november 2023 door het Koninkrijk Spanje tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer – uitgebreid) van 26 juli 2023 in zaak T-776/20, Stockdale/Raad e.a.

(Zaak C-728/23 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Koninkrijk Spanje (vertegenwoordiger: M. Morales Puerta, gemachtigde)

Andere partijen in de procedure: Robert Stockdale, Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor Extern optreden, Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina („SVEU”)

Conclusies

Het Koninkrijk Spanje verzoekt het Hof:

het arrest van 26 juli 2023, Stockdale/Raad e.a. (T-776/20, EU:T:2023:422) te vernietigen voor zover het betrekking heeft op hetgeen in verband met de eerste vordering is vastgesteld over de mogelijkheid om in rechte te worden aangesproken, en te verklaren dat de eerste vordering voor wat de Raad betreft ontvankelijk is en voor wat de SVEU betreft niet-ontvankelijk is.

Middelen en voornaamste argumenten

Het Koninkrijk Spanje betwist het arrest voor zover het betrekking heeft op het oordeel van het Gerecht over de „middelen van niet-ontvankelijkheid inzake de identificatie van de verwerende partij of partijen” dat werd gegeven in het kader van de eerste vordering, strekkende tot nietigverklaring van het beëindigingsbesluit en tot vergoeding van de daaruit voortvloeiende schade.

Het Koninkrijk Spanje voert ter ondersteuning van zijn hogere voorziening twee middelen aan.

Het eerste middel heeft betrekking op een onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van de artikelen 4 en 6 van besluit (GBVB) 2019/13401 , gelezen in samenhang met artikel 33 en artikel 28, lid 1, VEU, voor zover het besluit om het contract van Robert Stockdale te beëindigen niet kan worden toegeschreven aan de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie, want afgezien van het feit dat deze vertegenwoordiger dit besluit heeft genomen namens de instelling die hij vertegenwoordigt, is dit besluit niet door hemzelf genomen, maar ter uitvoering van instructies waaraan hij als vertegenwoordiger van de Europese Unie in Bosnië-Herzegovina gevolg heeft gegeven, en uiteindelijk ter uitvoering van het hem door de Raad verleende mandaat, zodat alleen deze laatste moet worden geacht om in rechte te kunnen worden aangesproken inzake de eerste vordering van Stockdale, strekkende tot nietigverklaring van het beëindigingsbesluit en betaling van een schadevergoeding van 393 850,08 EUR.

Het tweede middel heeft betrekking op schending van het non-discriminatiebeginsel, voor zover in het bestreden arrest sprake is van schending van dit beginsel door vast te stellen dat de SVEU moest worden geacht in rechte te kunnen worden aangesproken met betrekking tot de eerste vordering van verzoeker in eerste aanleg en niet in dezelfde zin te oordelen als in het arrest van 19 juli 2016, H/Raad e.a. (C-455/14 P, EU:C:2016:569), waarin de beslissing van het hoofd van de politiemissie van de Europese Unie in Sarajevo (Bosnië en Herzegovina) aan de Raad werd toegerekend, hoewel het in wezen om identieke zaken ging.

____________

1 Besluit (GBVB) 2019/1340 van de Raad van 8 augustus 2019 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (PB 2019, L 209, blz. 10).