Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia nº 2 de Fuengirola (Spanje) op 24 december 2021 – NM / Club La Costa (UK) PLC, filiaal in Spanje, CLC Resort Management LTD, Midmark 2 LTD, CLC Resort Development LTD en European Resorts & Hotels SL

(Zaak C-821/21)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Juzgado de Primera Instancia nº 2 de Fuengirola

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: NM

Verwerende partijen: Club La Costa (UK) PLC, filiaal in Spanje, CLC Resort Management LTD, Midmark 2 LTD, CLC Resort Development LTD en European Resorts & Hotels SL

Prejudiciële vragen

Onder verwijzing naar verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 20121 :

Ten eerste.    Is het, in het geval van consumentenovereenkomsten waarop artikel 18, lid 1, van de Brussel I-verordening van toepassing is, verenigbaar met deze verordening om de in deze bepaling gebruikte uitdrukking ,,de wederpartij bij de overeenkomst” aldus uit te leggen dat zij alleen betrekking heeft op de persoon die de overeenkomst heeft ondertekend, en dus geen andere natuurlijke of rechtspersonen kan omvatten dan die welke de overeenkomst daadwerkelijk hebben ondertekend?

Ten tweede.    Indien de uitdrukking ,,de wederpartij bij de overeenkomst” aldus wordt uitgelegd dat die alleen ziet op de persoon die de overeenkomst daadwerkelijk heeft ondertekend, kan in gevallen waarin zowel de consument als ,,de wederpartij bij de overeenkomst” hun woonplaats buiten Spanje hebben, dan in overeenstemming met artikel 18, lid 1, van de Brussel I-verordening worden aangenomen dat de internationale bevoegdheid van de Spaanse rechterlijke instanties niet kan worden bepaald door de omstandigheid dat het concern waartoe ,,de wederpartij bij de overeenkomst” behoort, in Spanje gevestigde vennootschappen omvat die niet betrokken zijn geweest bij de ondertekening van de overeenkomst, of die andere overeenkomsten hebben ondertekend dan die waarvan de nietigverklaring wordt gevorderd?

Ten derde.    Wanneer ,,de wederpartij bij de overeenkomst” in de zin van artikel 18, lid 1, van de Brussel I-verordening aantoont dat zij haar woonplaats, als bedoeld in artikel 63, lid 2, van de verordening, in het Verenigd Koninkrijk heeft, kan dan in overeenstemming met deze bepaling worden aangenomen dat de aldus vastgestelde woonplaats het keuzerecht beperkt dat overeenkomstig artikel 18, lid 1, kan worden uitgeoefend? Kan die bepaling voorts aldus worden uitgelegd dat zij niet louter een ,,vermoeden van feitelijke aard” vestigt, en dat dit vermoeden niet teniet wordt gedaan indien ,,de wederpartij bij de overeenkomst” activiteiten uitoefent buiten het rechtsgebied van haar woonplaats, en dat het evenmin aan ,,de wederpartij bij de overeenkomst” staat om te bewijzen dat haar woonplaats, zoals vastgesteld overeenkomstig die bepaling, overeenstemt met de plaats waar zij haar activiteiten verricht?

Onder verwijzing naar verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 20081 :

Ten vierde.     Is het verenigbaar met artikel 3 van de Rome I-verordening om in het geval van consumentenovereenkomsten waarop deze verordening van toepassing is, bedingen tot vaststelling van het toepasselijke recht die zijn opgenomen in de door partijen ondertekende ,,algemene voorwaarden” van de overeenkomst of in een afzonderlijk document waarnaar de overeenkomst uitdrukkelijk verwijst en dat aantoonbaar aan de consument is overhandigd, als geldig en toepasbaar aan te merken?

Ten vijfde.    Is het in het geval van consumentenovereenkomsten waarop de Rome I-verordening van toepassing is, in overeenstemming met artikel 6, lid 1, van deze verordening te besluiten dat zowel de consument als de wederpartij bij de overeenkomst zich op deze bepaling kunnen beroepen?

Ten zesde.    Is het in het geval van consumentenovereenkomsten waarop de Rome I-verordening    van toepassing is, verenigbaar met artikel 6, lid 1, van deze verordening te besluiten dat, indien aan de in deze bepaling gestelde voorwaarden is voldaan, het daarin bedoelde recht in elk geval voorrang heeft boven het in artikel 6, lid 3, bedoelde recht, ook al is dit laatste in het concrete geval gunstiger voor de consument?

____________

1 Verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1/32).

1 Verordening inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6/16).