Language of document : ECLI:EU:F:2014:272

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Eerste kamer)

12 december 2014

Zaak F‑63/11 RENV

Luigi Macchia

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Tijdelijk functionarissen – Terugverwijzing naar het Gerecht na vernietiging – Niet-verlenging van een overeenkomst voor bepaalde tijd – Beoordelingsbevoegdheid van de administratie – Kennelijke beoordelingsfout – Beroep kennelijk niet-ontvankelijk en kennelijk ongegrond”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Macchia met name vraagt om nietigverklaring van het stilzwijgend besluit om zijn overeenkomst van tijdelijk functionaris niet te verlengen alsmede, voor zover nodig, van het besluit van 22 februari 2011 tot afwijzing van zijn klacht tegen het stilzwijgend besluit en, dientengevolge, om herstel in de functie die hij binnen het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) had. Subsidiair vraagt hij om veroordeling van de Commissie tot vergoeding van zijn materiële schade en, in elk geval, tot vergoeding van zijn immateriële schade, die ex aequo et bono op het bedrag van 5 000 EUR wordt begroot, alsmede tot betaling van de kosten.

Beslissing:      Het beroep wordt deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. Macchia draagt zijn eigen kosten in de zaken F‑63/11, T‑368/12 P en F‑63/11 RENV alsmede de kosten die de Europese Commissie in de zaken F‑63/11 en F‑63/11 RENV heeft gemaakt. De Europese Commissie draagt haar eigen kosten in de zaak T‑368/12 P.

Samenvatting

Ambtenaren – Tijdelijk functionarissen – Aanwerving – Verlenging van een overeenkomst voor bepaalde tijd – Beoordelingsbevoegdheid van de administratie – Op de administratie rustende zorgplicht – Inaanmerkingneming van de belangen van de betrokken functionaris en van de dienst

(Regeling andere personeelsleden, art. 2, sub a, 8, eerste alinea, en 47, sub b‑i)

De mogelijkheid om een overeenkomst van tijdelijk functionaris te verlengen vormt slechts een mogelijkheid die ter beoordeling van het bevoegde gezag is gelaten, daar de instellingen over een ruime beoordelingsbevoegdheid beschikken om hun diensten te organiseren aan de hand van de taken die hun zijn toevertrouwd en om voor de vervulling van die taken het hun ter beschikking staande personeel tewerk te stellen, met dien verstande dat die tewerkstelling in het belang van de dienst moet zijn.

Wanneer het bevoegd gezag zich uitspreekt over de situatie van een functionaris dient het rekening te houden met alle elementen die zijn besluit kunnen beïnvloeden, dat wil zeggen niet alleen met het belang van de dienst, maar ook en met name dat van de betrokken functionaris. Dit volgt immers uit de zorgplicht van de administratie, die een weergave vormt van het door het Statuut en, naar analogie, de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden geschapen evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen in de betrekkingen tussen het administratief gezag en zijn personeelsleden.

Gelet op de ruime beoordelingsbevoegdheid waarover de instellingen in die context beschikken, is het toezicht van de rechter beperkt tot het nagaan van het ontbreken van een kennelijke fout of van misbruik van bevoegdheid.

Een fout kan alleen als een kennelijke fout worden aangemerkt wanneer deze gemakkelijk kan worden ontdekt aan de hand van criteria waarvan de wetgever de uitoefening van de beslissingsbevoegdheid afhankelijk heeft willen stellen.

Tijdelijk functionarissen met een overeenkomst voor bepaalde tijd kunnen zich niet beroepen op het recht op een vaste dienstverhouding, die zou meebrengen dat een instelling, alvorens te beslissen om een overeenkomst van tijdelijk functionaris van die categorie niet te verlengen, verplicht is om te onderzoeken of hij niet kan worden tewerkgesteld in een andere post.

De eerbiediging van de zorgplicht en het begrip dienstbelang verplichten het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag dus niet om, alvorens te beslissen om een overeenkomst van tijdelijk functionaris niet te verlengen, eerst de mogelijkheid te onderzoeken om de betrokken functionaris in een andere post tewerk te stellen.

(cf. punten 40‑44 en 46)

Referentie:

Hof: arrest Klinke/Hof van Justitie, C‑298/93 P, EU:C:1994:273, punt 38

Gerecht van eerste aanleg: arrest Kyrpitsis/EESC, T‑13/95, EU:T:1996:50, punt 52; Potamianos/Commissie, T‑160/04, EU:T:2008:438, punt 30; ETF/Landgren, T‑404/06 P, EU:T:2009:313, punt 162

Gerecht van de Europese Unie: arrest EMA/BU, T‑444/13 P, EU:T:2014:865, punt 28 en aldaar aangehaalde rechtspraak

Gerecht voor ambtenarenzaken: arrest Canga Fano/Raad, F‑104/09, EU:F:2011:29, punt 35