Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Arbeidshof te Brussel (België) op 30 januari 2012 - RKW - Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers / Radia Hadj Ahmed

(Zaak C-45/12)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Arbeidshof te Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: RKW - Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Verwerende partij: Radia Hadj Ahmed

Prejudiciële vragen

Valt een onderdaan van een derde land (in casu met de Algerijnse nationaliteit), die minder dan vijf jaar geleden een verblijfstitel in een lidstaat (in casu in België) heeft verkregen, om zich zonder huwelijk of geregistreerd partnerschap bij een staatsburger van een andere lidstaat (in casu een Frans onderdaan) te voegen waarmee zij een kind heeft (met de Franse nationaliteit), binnen de personele werkingssfeer van verordening nr. 1408/712 als gezinslid van een werknemer die onderdaan is van een lidstaat, voor de toekenning, als begunstigde, van de gewaarborgde gezinsbijslag ten behoeve van een ander kind dat een onderdaan is van een derde land (in casu met de Algerijnse nationaliteit), terwijl het samenwonen van de betrokkene met de vader van het kind met de Franse nationaliteit inmiddels is beëindigd?

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, valt, in de omstandigheden als beschreven in de eerste vraag, en wegens de aanwezigheid in haar gezin van een kind met de Franse nationaliteit, deze onderdaan van een derde land, of haar kind dat een onderdaan is van een derde land, binnen de personele werkingssfeer van verordening nr. 1408/71 als gezinslid van een werknemer die onderdaan is van een lidstaat, voor de toekenning van de gewaarborgde gezinsbijslag aan het kind met de Algerijnse nationaliteit?

Indien de voorgaande vragen ontkennend worden beantwoord, heeft deze onderdaan van een derde land, in de omstandigheden beschreven in de eerste vraag en zolang het verblijfsrecht niet is ingetrokken, krachtens artikel 13, lid 2, en artikel 14 van richtlijn 2004/38, gelezen in samenhang met artikel 12 EG (thans artikel 18 VWEU), recht op dezelfde behandeling rechtens als staatsburgers van die lidstaat, zodat de Belgische Staat haar voor de toekenning van de gewaarborgde gezinsbijslag geen voorwaarde inzake verblijfsduur kan opleggen, aangezien die voorwaarde niet geldt voor begunstigden met de nationaliteit van die lidstaat?

Indien de voorgaande vragen ontkennend worden beantwoord, heeft die onderdaan van een derde land, in de omstandigheden als beschreven in de eerste vraag en als moeder van een burger van de Unie, krachtens de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de EU recht op een gelijke behandeling, zodat de Belgische Staat haar voor de toekenning van de gewaarborgde gezinsbijslag aan één van haar andere kinderen, dat onderdaan is van een derde land, geen voorwaarde inzake verblijfsduur kan opleggen, aangezien die voorwaarde niet geldt voor een kind dat burger is van de EU?

____________

1 - Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB L 149, blz. 2).

2 - Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158, blz. 77).