Language of document :

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 13 juni 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Arbeidshof te Brussel - België) – Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW) / Radia Hadj Ahmed

(Zaak C-45/12)1

(Sociale zekerheid van migrerende werknemers – Verordening (EEG) nr. 1408/71 – Personele werkingssfeer – Toekenning van gezinsbijslagen aan derdelander met verblijfsrecht in lidstaat – Verordening (EG) nr. 859/2003 – Richtlijn 2004/38/EG – Verordening (EEG) nr. 1612/68 – Voorwaarde inzake verblijfsduur)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Arbeidshof te Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW)

Verwerende partij: Radia Hadj Ahmed

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing – Arbeidshof te Brussel – Uitlegging van artikel 1, sub f, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB L 149, blz. 2) – Uitlegging van de artikelen 13, lid 2, en 14 van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158, blz. 77) – Uitlegging van artikel 18 VWEU en van de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Toekenning van gezinsbijslagen aan een derdelander die in een lidstaat een verblijfstitel heeft verkregen om zich, zonder huwelijk of geregistreerd partnerschap, bij een staatsburger van een andere lidstaat te voegen – Ander kind dat onderdaan van een derde land is – Personele werkingssfeer van verordening nr. 1408/71 – Begrip „gezinslid” – Nationale regeling die voor de toekenning van gezinsbijslagen een voorwaarde inzake verblijfsduur oplegt – Gelijke behandeling

Dictum

1)    Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in de bij verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996 gewijzigde en bijgewerkte versie, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1992/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006, moet aldus worden uitgelegd dat een derdelander of haar dochter, die eveneens derdelander is, die zich in de volgende situatie bevinden:

–    deze derdelander heeft minder dan vijf jaar geleden een verblijfstitel in een lidstaat verkregen om zich, zonder huwelijk of geregistreerd partnerschap, te voegen bij een onderdaan van een andere lidstaat met wie zij een kind heeft dat de nationaliteit van die andere lidstaat bezit;

–    enkel deze onderdaan van een andere lidstaat heeft de hoedanigheid van werknemer;

–    het samenwonen van die derdelander en die onderdaan van een andere lidstaat is inmiddels beëindigd, en

–    de twee kinderen maken deel uit van het huishouden van de moeder,

niet binnen de personele werkingssfeer van die verordening vallen, tenzij deze derdelander of haar dochter in de zin van de nationale wet en voor de toepassing daarvan als „gezinsleden” van deze onderdaan van een andere lidstaat in de zin van die wet kunnen worden beschouwd, of, wanneer dit niet het geval is, zij kunnen worden geacht „in hoofdzaak op kosten” van die onderdaan te worden „onderhouden”.

2)    De artikelen 13, lid 2, en 14 van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG, gelezen in samenhang met artikel 18 VWEU, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een regeling van een lidstaat waarbij deze lidstaat aan een derdelander, wanneer zij zich in de in punt 1 van het dictum van het onderhavige arrest bedoelde situatie bevindt, voor de toekenning van de gewaarborgde gezinsbijslag een voorwaarde van een verblijfsduur van vijf jaar oplegt, terwijl die lidstaat deze voorwaarde niet aan zijn eigen onderdanen oplegt.

____________

1 PB C 109 van 14 april 2012