Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 5 april 2002 ingesteld door Ineos Phenol GmbH & Co KG tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-103/02)

    Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 5 april 2002 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Ineos Phenol GmbH & Co KG, vertegenwoordigd door J. Ellison, M. Clough QC en M. Hall van het kantoor Ashurst Morris Crisp te Brussel.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

-de beschikking van de Commissie in zaak nr. COMP/M.2533-BP/E.ON voorzover impliciet betrekking hebbend op ruwe cumeen, krachtens artikel 230 EG nietig te verklaren;

-de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten:

Verzoekster is een belangrijke afnemer van het petrochemisch product cumeen van BP en Veba Oel AG.

Verzoekster komt op tegen de beschikking waarin de Commissie een transactie waarbij BP samen met E.ON, de controle over Veba Oel zouden verkrijgen, onder bepaalde voorwaarden verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en de EER overeenkomst verklaart. De reden waarom zij beroep heeft ingesteld houdt verband met het verzuim van de Commissie om in de beschikking rekening te houden met mededingingsproblemen die worden veroorzaakt door de combinatie van BP en Veba Oel, voorzover het gaat om hun bevoorrading met cumeen.

De bestreden beschikking bevat volgens verzoekster een aantal beoordelingsfouten en juridische fouten. Ten eerste heeft de Commissie ten onrechte aangenomen dat de handelsaanvoer van cumeen naar een van verzoeksters productieinstallaties een afzonderlijke economische markt vormt. Ten tweede heeft de Commissie niet onderzocht of een machtspositie op deze markt zou ontstaan en niet geconcludeerd dat een machtspositie was ontstaan. Subsidiair heeft de Commissie geen ruimere relevante markt afgebakend voor de verkoop van cumeen en het ontstaan van een machtspositie op die markt niet geanalyseerd.

Verzoekster stelt eveneens inbreuk op een wezenlijk vormvereiste, misbruik van bevoegdheid en schending van het beginsel van goed bestuur. Volgens verzoekster had de Commissie informatie bij derden moeten inwinnen met betrekking tot de verkoop van cumeen door BP en Veba Oel.

Tenslotte stelt verzoekster een ontoereikende motivering van de bestreden beschikking, omdat de Commissie de levering van cumeen door BP en Veba Oel niet heeft geanalyseerd en niet is ingegaan op de in dit beroep aan de orde gestelde punten.

MK/bs

____________