Language of document : ECLI:EU:C:2011:29

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer)

27 januari 2011 (*)

„Industriële en commerciële eigendom – Richtlijn 98/71/EG – Rechtsbescherming van modellen – Artikel 17 – Verplichting tot cumulatie van bescherming van modellen met bescherming van auteursrecht – Nationale wettelijke regeling die bescherming door auteursrecht van vóór inwerkingtreding ervan tot publiek domein behorende modellen voor bepaalde periode uitsluit of niet-tegenwerpbaar maakt – Beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen”

In zaak C‑168/09,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Tribunale di Milano (Italië) bij beslissing van 12 maart 2009, ingekomen bij het Hof op 12 mei 2009, in de procedure

Flos SpA

tegen

Semeraro Casa e Famiglia SpA,

in tegenwoordigheid van:

Assoluce – Associazione nazionale delle Imprese degli Apparecchi di Illuminazione,

wijst

HET HOF (Tweede kamer),

samengesteld als volgt: J. N. Cunha Rodrigues, kamerpresident, A. Arabadjiev, A. Rosas, U. Lõhmus (rapporteur) en A. Ó Caoimh, rechters,

advocaat-generaal: Y. Bot,

griffier: L. Hewlett, hoofdadministrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 22 april 2010,

gelet op de opmerkingen van:

–        Flos SpA, vertegenwoordigd door G. Casucci en N. Ferretti, avvocati,

–        Semeraro Casa e Famiglia SpA, vertegenwoordigd door G. Floridia en F. Polettini, avvocati,

–        Assoluce – Associazione nazionale delle Imprese degli Apparecchi di Illuminazione, vertegenwoordigd door C. Galli, M. Bogni en C. Paschi, avvocati,

–        de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door S. Fiorentino, avvocato dello Stato,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door H. Krämer en S. La Pergola als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 24 juni 2010,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de artikelen 17 en 19 van richtlijn 98/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 inzake de rechtsbescherming van modellen (PB L 289, blz. 28).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Flos SpA (hierna: „Flos”), een vennootschap die zich bezighoudt met de productie van design verlichtingsarmaturen, en Semeraro Casa e Famiglia SpA (hierna: „Semeraro”) inzake een inbreuk op de auteursrechten die zij stelt te hebben op een model van lamp, „Arco” genaamd.

 Toepasselijke bepalingen

 Recht van de Unie

 Richtlijn 93/98/EEG

3        Richtlijn 93/98/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende de harmonisatie van de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten (PB L 290, blz. 9), vermeldt in de tweede overweging van haar considerans dat de verschillen in de nationale wetgeving van de lidstaten betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van de naburige rechten het vrije verkeer van goederen en het vrij verrichten van diensten in gevaar kunnen brengen en de mededingingsvoorwaarden op de gemeenschappelijke markt kunnen vervalsen en dat het bijgevolg voor de totstandkoming van de interne markt nodig is de wetgeving van de lidstaten te harmoniseren en zo een gelijkschakeling van de beschermingstermijnen in de gehele Europese Unie te verwezenlijken.

4        Artikel 1, lid 1, van diezelfde richtlijn voorziet in de bescherming door het auteursrecht van werken van letterkunde en kunst in de zin van artikel 2 van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs van 24 juli 1971), in de gewijzigde versie van 28 juli 1979, gedurende het leven van de auteur van het werk en tot 70 jaar na zijn dood.

5        Artikel 10 van deze richtlijn, getiteld „Toepassing in de tijd”, bepaalt in de leden 1 tot en met 3:

„1.      Een beschermingstermijn die op de in artikel 13, lid 1, genoemde datum in een lidstaat al loopt en die langer is dan de overeenkomstige termijn die bij deze richtlijn wordt vastgesteld, kan in die lidstaat door deze richtlijn niet worden verkort.

2.      De beschermingstermijnen waarin deze richtlijn voorziet, gelden voor alle werken en voorwerpen die op de in artikel 13, lid 1, genoemde datum in ten minste één lidstaat beschermd worden door de nationale wetgeving op het gebied van het auteursrecht of de naburige rechten, of die op die datum aan de beschermingscriteria van richtlijn 92/100/EEG [van de Raad van 19 november 1992 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom (PB L 346, blz. 61)] voldoen.

3.      Deze richtlijn laat alle vóór de in artikel 13, lid 1, genoemde datum verrichte exploitatiehandelingen onverlet. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om met name de verworven rechten van derden te beschermen.”

6        Krachtens artikel 13, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 93/98 moesten de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 1 juli 1995 aan de artikelen 1 tot en met 11 van deze richtlijn te voldoen.

 Richtlijn 98/71

7        Volgens de tweede en de derde overweging van de considerans van richtlijn 98/71 beïnvloeden de verschillen in de door de wetgeving van de lidstaten geboden rechtsbescherming van modellen rechtstreeks de totstandbrenging en werking van de interne markt wat de goederen betreft waarin deze modellen zijn belichaamd en kunnen zij de mededinging op de interne markt vervalsen, zodat het voor de goede werking van deze markt noodzakelijk is de wetgevingen van de lidstaten inzake de bescherming van modellen nader tot elkaar te brengen.

8        Luidens de achtste overweging van de considerans van genoemde richtlijn „[is] het bij het ontbreken van harmonisatie van het auteursrecht van belang [...] het beginsel vast te leggen van cumulatie van bescherming uit hoofde van specifieke wetgeving voor ingeschreven modellen en van auteursrechtelijke bescherming, waarbij de lidstaten vrij blijven om de omvang van de auteursrechtelijke bescherming en de voorwaarden waaronder deze wordt verleend, te bepalen”.

9        Artikel 12 van dezelfde richtlijn, getiteld „Inhoud van het modelrecht”, bepaalt:

„1.      De inschrijving van een model verleent aan de houder ervan het exclusieve recht om het te gebruiken en om derden aan wie hij daartoe geen toestemming heeft gegeven, te beletten het te gebruiken. Onder dit gebruik wordt met name verstaan het vervaardigen, aanbieden, in de handel brengen, invoeren, uitvoeren of gebruiken van een voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het is toegepast, alsmede het voor deze doeleinden in voorraad hebben van dat voortbrengsel.

2.      In zoverre krachtens de wetgeving van een lidstaat handelingen als bedoeld in lid 1 niet voorkomen konden worden vóór de datum waarop de bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn in werking zijn getreden, kan op het modelrecht geen beroep worden gedaan om te beletten dat die handelingen worden voortgezet door degene die er vóór die datum mee begonnen was.”

10      Artikel 17 van richtlijn 98/71, getiteld „Verhouding tot het auteursrecht”, luidt:

„Een model dat overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn in of ten aanzien van een lidstaat is ingeschreven, kan tevens beschermd worden door het auteursrecht van die lidstaat vanaf de datum waarop het model is gecreëerd of in vorm is vastgelegd. Elke lidstaat bepaalt de omvang en de voorwaarden van die bescherming, met inbegrip van het vereiste gehalte aan oorspronkelijkheid.”

11      Artikel 19, lid 1, eerste alinea, van genoemde richtlijn bepaalt dat de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking moesten doen treden om uiterlijk op 28 oktober 2001 aan deze richtlijn te voldoen.

 Richtlijn 2001/29/EG

12      Artikel 1 van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167, blz. 10), getiteld „Werkingssfeer”, bepaalt in lid 1 dat deze richtlijn betrekking heeft op de rechtsbescherming van het auteursrecht en de naburige rechten in het kader van de interne markt, met bijzondere klemtoon op de informatiemaatschappij.

13      Artikel 2 van genoemde richtlijn bepaalt onder de titel „Reproductierecht”:

„De lidstaten voorzien ten behoeve van:

a)      auteurs, met betrekking tot hun werken;

[...]

in het uitsluitende recht, de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie van dit materiaal, met welke middelen en in welke vorm ook, toe te staan of te verbieden.”

 Nationale regeling

14      De bescherming van de modellen wordt toegekend krachtens koninklijk besluit nr. 1411 van 25 augustus 1940, houdende bepalingen op het gebied van octrooien voor industriële modellen (Gazzetta ufficiale nr. 247 van 21 oktober 1940). In de versie die gold tot 19 april 2001, bepaalde artikel 5 van dat koninklijk besluit:

„Kunnen het voorwerp zijn van een octrooi voor siermodellen, de nieuwe modellen die geschikt zijn om aan bepaalde industriële producten een bijzondere versiering te geven, hetzij door de vorm, hetzij door een bijzondere combinatie van lijnen, kleuren of andere elementen. Op de voormelde modellen zijn de bepalingen van het auteursrecht niet van toepassing [...]”.

15      Artikel 2, lid 1, punt 4, van wet nr. 633 van 22 april 1941 inzake de bescherming van het auteursrecht en andere, met de uitoefening ervan verbonden rechten (Gazzetta ufficiale nr. 166 van 16 juli 1941; hierna: „wet nr. 633/1941”), in de versie die gold tot 19 april 2001, onderwierp de auteursrechtelijke bescherming van modellen aan het vereiste van scheidbaarheid („scindibilità”), en bepaalde dat die bescherming toekomt aan „werken [...], ook als zij voor industriële toepassing zijn bedoeld, mits hun artistieke waarde kan worden gescheiden van de industriële aard van het product waarmee zij zijn verbonden”.

16      Artikel 22 van wetsbesluit nr. 95 van 2 februari 2001 houdende toepassing van richtlijn 98/71/EG (GURI nr. 79 van 4 april 2001; hierna: „wetsbesluit nr. 95/2001”), dat op 19 april 2001 in werking is getreden, heeft artikel 2, lid 1, punt 4, van wet nr. 633/1941 gewijzigd door het vereiste van „scheidbaarheid” af te schaffen en aan de lijst van beschermde werken in een nieuw punt 10 „werken van industriële vormgeving die op zich een scheppend karakter en artistieke waarde hebben”, toe te voegen.

17      Wetsbesluit nr. 164 van 12 april 2001 houdende toepassing van richtlijn 98/71/EG (GURI nr. 106 van 9 mei 2001; hierna: „wetsbesluit nr. 164/2001”) heeft, door het inlassen van een artikel 25 bis in wetsbesluit nr. 95/2001, bij wijze van overgangsmaatregel een moratorium van tien jaar ingevoerd, dat op 19 april 2001 is ingegaan en gedurende hetwelk „de bescherming van modellen in de zin van artikel 2, lid 1, punt 10, van wet nr. 633 van 22 april 1941 niet geldt tegenover enkel degenen die vóór bovengenoemde datum producten, vervaardigd in overeenstemming met modellen die tot het publiek domein behoorden of waren gaan behoren, zijn gaan vervaardigen, aanbieden of verhandelen”.

18      Deze bepaling is vervolgens overgenomen in artikel 239 van het Italiaanse wetboek van industriële eigendom (hierna: „CPI”), dat in 2005 is uitgevaardigd.

19      Artikel 4, lid 4, van voorlopig wetsbesluit nr. 10 van 15 februari 2007 houdende bepalingen om uitvoering te geven aan communautaire en internationale verplichtingen (GURI nr. 38 van 15 februari 2007), omgezet bij wet nr. 46 van 6 april 2007, heeft met name het bij wetsbesluit nr. 164/2001 ingevoerde moratorium van tien jaar ingetrokken door het wijzigen van artikel 239 CPI. Dit aldus gewijzigde artikel bepaalde:

„De bescherming van industriële modellen in de zin van artikel 2, lid 1, punt 10, van wet nr. 633 van 22 april 1941 geldt niet met betrekking tot producten vervaardigd in overeenstemming met modellen die vóór de datum van inwerkingtreding van wetsbesluit nr. 95/2001 tot het publiek domein behoorden of zijn gaan behoren.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

20      Op 23 november 2006 heeft Flos Semeraro voor het Tribunale di Milano gedagvaard wegens het invoeren uit China en in de handel brengen in Italië van lampen, „Fluida” genaamd, die volgens haar alle stilistische en esthetische kenmerken nabootsten van de lamp Arco, een werk van industriële vormgeving waarop Flos de vermogensrechten meent te hebben.

21      Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat tijdens een kortgedingprocedure voorafgaand aan de procedure ten gronde die tot de verwijzingsbeslissing heeft geleid, is vastgesteld dat de lamp Arco, een schepping uit 1962 die vóór 19 april 2001 tot het publiek domein was gaan behoren, krachtens wet nr. 633/1941, zoals gewijzigd bij wetsbesluit nr. 95/2001, auteursrechtelijke bescherming voor werken van industriële vormgeving genoot, en dat het door Semeraro ingevoerde model lamp „alle stilistische en esthetische kenmerken ervan slaafs nabootste”. Bij beschikking van 29 december 2006 heeft de rechter in kort geding derhalve de vordering tot conservatoir beslag op de ingevoerde lampen toegewezen en Semeraro verboden ze nog langer te verhandelen.

22      Wat de procedure ten gronde betreft, stelt de verwijzende rechter vast dat sedert de inleiding van deze procedure in de regeling inzake auteursrechtelijke bescherming voor werken van industriële vormgeving wijzigingen zijn ingetreden die twijfel doen rijzen omtrent hun verenigbaarheid met richtlijn 98/71, en inzonderheid met het door artikel 17 hiervan ingevoerde beginsel van cumulatie van beschermingen.

23      Met name refereert de verwijzende rechter aan artikel 239 CPI, zoals gewijzigd bij artikel 4, lid 4, van voorlopig wetsbesluit nr. 10 van 15 februari 2007.

24      In die omstandigheden heeft het Tribunale di Milano de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

„1)      Moeten de artikelen 17 en 19 van richtlijn 98/71/EG aldus worden uitgelegd dat de mogelijkheid voor een lidstaat die bij een nationale omzettingswet van deze richtlijn auteursrechtelijke bescherming voor modellen heeft ingevoerd, om zelfstandig de omvang en de voorwaarden van deze bescherming te bepalen, tevens inhoudt dat deze bescherming kan worden uitgesloten voor modellen die weliswaar aan de voorwaarden voor auteursrechtelijke bescherming voldoen, maar vóór de datum van inwerkingtreding van de wettelijke bepalingen waarbij de auteursrechtelijke bescherming voor modellen in de nationale rechtsorde is ingevoerd, al tot het publiek domein behoorden, omdat zij nooit zijn ingeschreven of omdat de inschrijving op die datum al vervallen was?

2)      Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: moeten de artikelen 17 en 19 van richtlijn 98/71/EG aldus worden uitgelegd dat de mogelijkheid voor een lidstaat die bij een nationale omzettingswet van deze richtlijn auteursrechtelijke bescherming voor modellen heeft ingevoerd, om zelfstandig de omvang en de voorwaarden van deze bescherming te bepalen, tevens inhoudt dat deze bescherming kan worden uitgesloten voor modellen die weliswaar aan de voorwaarden voor auteursrechtelijke bescherming voldoen, maar vóór de datum van inwerkingtreding van de wettelijke bepalingen waarbij de auteursrechtelijke bescherming voor modellen in de nationale rechtsorde is ingevoerd, al tot het publiek domein behoorden, indien een derde – zonder toestemming van de houder van het auteursrecht op die modellen – op het nationale grondgebied al producten die overeenstemmen met die modellen heeft vervaardigd en verhandeld?

3)      Indien de eerste en de tweede vraag ontkennend worden beantwoord: moeten de artikelen 17 en 19 van richtlijn 98/71/EG aldus worden uitgelegd dat de mogelijkheid voor een lidstaat die bij een nationale omzettingswet van deze richtlijn auteursrechtelijke bescherming voor modellen heeft ingevoerd, om zelfstandig de omvang en de voorwaarden van deze bescherming te bepalen, tevens inhoudt dat deze bescherming kan worden uitgesloten voor modellen die weliswaar aan de voorwaarden voor auteursrechtelijke bescherming voldoen, maar vóór de datum van inwerkingtreding van de wettelijke bepalingen waarbij de auteursrechtelijke bescherming voor modellen in de nationale rechtsorde is ingevoerd, al tot het publiek domein behoorden, indien een derde – zonder toestemming van de houder van het auteursrecht op die modellen – op het nationale grondgebied al producten die overeenstemmen met die modellen heeft vervaardigd en verhandeld, en die uitsluiting geldt voor een substantiële periode (gelijk aan tien jaar)?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Inleidende opmerkingen

25      Semeraro en de Europese Commissie betwijfelen de relevantie van artikel 19 van richtlijn 98/71 voor de oplossing van het hoofdgeding, aangezien dat artikel zich ertoe beperkt de termijn vast te leggen waarbinnen de lidstaten aan de bepalingen van deze richtlijn moesten voldoen.

26      In dit verband moet worden opgemerkt dat de verwijzingsbeslissing geen verklaring bevat omtrent de relevantie, voor de oplossing van het hoofdgeding, van het verstrijken van de termijn voor omzetting van richtlijn 98/71. In de motivering van dit verzoek om een prejudiciële beslissing verwijst de nationale rechter immers enkel naar artikel 17 van deze richtlijn.

27      Derhalve moet worden vastgesteld dat de vragen in wezen met betrekking tot artikel 17 van de richtlijn zijn gesteld en dat het Hof ze dus enkel met het oog op dit artikel moet beantwoorden.

 De eerste vraag

28      Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 17 van richtlijn 98/71 aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat die de auteursrechtelijke bescherming uitsluit voor modellen die vóór de datum van inwerkingtreding van de wettelijke bepalingen waarbij een dergelijke bescherming in de nationale rechtsorde van die staat is ingevoerd, tot het publiek domein behoorden of zijn gaan behoren, hetzij omdat zij nooit als modellen zijn ingeschreven, hetzij omdat hun inschrijving op die datum reeds vervallen was, ofschoon zij aan alle voorwaarden voor een dergelijke bescherming voldoen.

29      De verwijzende rechter denkt dus aan twee hypothesen, enerzijds die waarin de modellen vóór de datum van inwerkingtreding van de nationale wettelijke regeling tot omzetting van richtlijn 98/71, dus vóór 19 april 2001, tot het publiek domein behoorden omdat zij niet als modellen waren ingeschreven, en anderzijds die waarin de modellen vóór die datum tot het publiek domein zijn gaan behoren omdat de uit de inschrijving voortvloeiende bescherming vervallen is.

30      Hoewel Flos ter terechtzitting heeft verklaard dat zij de in het hoofdgeding bedoelde lamp niet als model had ingeschreven, verschaft de verwijzingsbeslissing dienaangaande geen enkele precisering.

31      Derhalve moet de eerste vraag worden beantwoord met inaanmerkingneming van de twee in punt 29 van dit arrest vermelde hypothesen. Het staat aan de verwijzende rechter na te gaan of bedoelde lamp al dan niet als model is ingeschreven.

32      Met betrekking tot de eerste hypothese, dus die waarin de modellen nooit als zodanig zijn ingeschreven, dient te worden vastgesteld dat krachtens artikel 17 van richtlijn 98/71 enkel een model dat overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn in of ten aanzien van een lidstaat is ingeschreven, kan beschermd worden door het auteursrecht van die lidstaat.

33      Daaruit volgt dat de modellen die vóór de datum van inwerkingtreding van de nationale wettelijke regeling tot omzetting van richtlijn 98/71 in de rechtsorde van een lidstaat tot het publiek domein behoorden, niet binnen de werkingsfeer van dat artikel vallen.

34      Toch kan niet worden uitgesloten dat de auteursrechtelijke bescherming van de werken die niet-ingeschreven modellen kunnen vormen, kan voortvloeien uit andere richtlijnen op het gebied van het auteursrecht, met name richtlijn 2001/29, voor zover aan de toepassingsvoorwaarden hiervan is voldaan, hetgeen de verwijzende rechter moet onderzoeken.

35      Met betrekking tot de tweede hypothese, dus die waarin de modellen tot het publiek domein zijn gaan behoren omdat de uit de inschrijving voortvloeiende bescherming vervallen is, zij eraan herinnerd dat de eerste zin van artikel 17 van richtlijn 98/71 bepaalt dat een model dat in of ten aanzien van een lidstaat is ingeschreven, tevens beschermd kan worden door het auteursrecht van die lidstaat vanaf de datum waarop het model is gecreëerd of in vorm is vastgelegd, terwijl de tweede zin van dat artikel de lidstaten toestaat, de omvang en de voorwaarden van die bescherming, met inbegrip van het vereiste gehalte aan oorspronkelijkheid, te bepalen.

36      Deze tweede zin kan echter niet aldus worden uitgelegd dat het de lidstaten vrijstaat de auteursrechtelijke bescherming al dan niet toe te kennen voor een model dat in of ten aanzien van een lidstaat is ingeschreven, indien dat model aan de voorwaarden voor bescherming voldoet.

37      Uit de tekst van artikel 17 van de richtlijn, en inzonderheid uit het gebruik van het woord „tevens” in de eerste zin van dat artikel, vloeit immers duidelijk voort dat de auteursrechtelijke bescherming moet worden verleend aan alle modellen die in of ten aanzien van de betrokken lidstaat zijn ingeschreven.

38      De wil van de wetgever van de Unie om deze bescherming te verlenen, blijkt ook uit de achtste overweging van de considerans van richtlijn 98/71, die bij het ontbreken van harmonisatie van het auteursrecht het beginsel vastlegt van cumulatie van bescherming uit hoofde van specifieke wetgeving voor ingeschreven modellen en van auteursrechtelijke bescherming.

39      Bovendien kan de bevoegdheid van de lidstaten om de omvang en de voorwaarden van de auteursrechtelijke bescherming te bepalen, ook geen betrekking hebben op de duur van de bescherming, aangezien deze duur reeds op het niveau van de Unie is geharmoniseerd bij richtlijn 93/98.

40      In dit verband voorziet artikel 1, lid 1, van richtlijn 93/98 in een bescherming door het auteursrecht van werken van letterkunde en kunst in de zin van artikel 2 van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, gedurende het leven van de auteur en tot 70 jaar na zijn dood. Artikel 10, lid 2, van diezelfde richtlijn bepaalt dat deze termijn geldt voor alle werken en voorwerpen die op 1 juli 1995 in ten minste één lidstaat beschermd waren door het auteursrecht.

41      Daaruit volgt dat, krachtens artikel 17 van richtlijn 98/71, de in of ten aanzien van een lidstaat ingeschreven modellen die, met name wat het gehalte aan oorspronkelijkheid betreft, aan de door de lidstaten gestelde voorwaarden voor auteursrechtelijke bescherming voldeden en waarvoor de in artikel 1 van richtlijn 93/98 juncto artikel 10, lid 2, gestelde termijn nog niet was verstreken, beschermd moesten worden door het auteursrecht van die lidstaat.

42      Zoals het Hof in de punten 18 tot en met 20 van het arrest van 29 juni 1999, Butterfly Music (C‑60/98, Jurispr. blz. I‑3939), heeft vastgesteld, blijkt uit artikel 10, lid 2, van richtlijn 93/98 duidelijk, dat de toepassing van de beschermingstermijnen waarin de richtlijn voorziet, in de lidstaten waarvan de wettelijke regeling in een kortere beschermingstermijn voorzag, tot gevolg kan hebben dat werken of voorwerpen die in het publiek domein waren gevallen, opnieuw worden beschermd. Het Hof heeft overwogen dat dit gevolg voortvloeit uit de uitdrukkelijke wil van de wetgever van de Unie en dat die oplossing is gekozen om de met name in de tweede overweging van de considerans van de richtlijn genoemde doelstelling van harmonisatie van de nationale wetgevingen betreffende de beschermingstermijnen van het auteursrecht en naburige rechten zo snel mogelijk te verwezenlijken, en om te voorkomen dat bepaalde rechten in sommige lidstaten zijn vervallen, terwijl zij in andere nog worden beschermd.

43      Deze redenering moet ook gelden voor de herleving van de auteursrechtelijke bescherming voor modellen die eerder door een ander intellectuele-eigendomsrecht waren beschermd. In het licht van de tweede en de derde overweging van de considerans van richtlijn 98/71 kan de nationale regeling tot omzetting van deze richtlijn niet, zonder de eenvormige toepassing van de richtlijn op het gehele grondgebied van de Unie en de goede werking van de interne markt voor de goederen waarin modellen zijn belichaamd in gevaar te brengen, de auteursrechtelijke bescherming uitsluiten voor modellen die, ofschoon zij vóór de datum van inwerkingtreding van deze regeling tot het publiek domein behoorden, op die datum aan alle voorwaarden voor een dergelijke bescherming voldoen.

44      Bijgevolg moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 17 van richtlijn 98/71 aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat die de auteursrechtelijke bescherming van die lidstaat uitsluit voor modellen die in of ten aanzien van een lidstaat zijn ingeschreven en die vóór de datum van inwerkingtreding van die wettelijke regeling tot het publiek domein zijn gaan behoren, ofschoon zij aan alle voorwaarden voor een dergelijke bescherming voldoen.

 Tweede en derde vraag

45      Met zijn tweede en zijn derde vraag, die tezamen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 17 van richtlijn 98/71 aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat die, hetzij voor een substantiële periode, namelijk gedurende tien jaar, hetzij volledig, de auteursrechtelijke bescherming uitsluit voor modellen die, ofschoon zij aan alle voorwaarden voor die bescherming voldoen, vóór de datum van inwerkingtreding van die wettelijke regeling tot het publiek domein zijn gaan behoren, ten aanzien van derden die op het nationale grondgebied producten die overeenstemmen met die modellen hebben vervaardigd en verhandeld.

46      Met betrekking tot de herleving van de bescherming door een intellectuele-eigendomsrecht, namelijk het auteursrecht, van modellen die tot het publiek domein behoorden, voeren Flos, de Italiaanse regering en de Commissie in hun schriftelijke opmerkingen, en Semeraro ter terechtzitting aan dat die bescherming aanleiding zou kunnen geven tot een conflict tussen enerzijds de legitieme belangen van de houders en rechthebbenden van het auteursrecht, en anderzijds de belangen van derden te goeder trouw, die zich op het vrije karakter van die modellen hadden beroepen om producten die overeenstemmen met die modellen te vervaardigen of te verhandelen.

47      Weliswaar kan een nationale regeling tot omzetting van richtlijn 98/71, zoals wetsbesluit nr. 164/2001, dat aan wetsbesluit nr. 95/2001 artikel 25 bis heeft toegevoegd, en artikel 239 CPI, dat een moratorium van tien jaar heeft ingesteld waardoor de bescherming van de betrokken modellen niet kan worden tegengeworpen aan een categorie derden die vóór 19 april 2001 producten die overeenstemmen met die modellen hebben vervaardigd, bij die derde producenten een gewettigd vertrouwen wekken dat zij deze exploitatie kunnen voortzetten.

48      Wat de toepassing van de auteursrechtelijke bescherming op modellen betreft, bevat richtlijn 98/71 echter, anders dan artikel 10, lid 3, van richtlijn 93/98, geen uitdrukkelijke bepaling over de toepassing ervan in de tijd om de verworven rechten en het gewettigd vertrouwen van derden te beschermen.

49      In dit verband moet worden opgemerkt dat artikel 12, lid 2, van richtlijn 98/71, betreffende de voortzetting van de handelingen tot exploitatie van modellen door degene die er vóór de datum van inwerkingtreding van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn mee begonnen was, volgens de bewoordingen zelf van die bepaling enkel betrekking heeft op het modelrecht, en dus niet op de auteursrechtelijke bescherming kan worden toegepast.

50      Het ontbreken van een bepaling die uitdrukkelijk voorziet in de bescherming, ten gunste van derden, van de verworven rechten en het gewettigd vertrouwen met betrekking tot de herleving van de in artikel 17 van richtlijn 98/71 bedoelde auteursrechtelijke bescherming, kan echter de gelding niet uitsluiten van het beginsel van eerbiediging van de verworven rechten en het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen, die tot de grondbeginselen van het recht van de Unie behoren.

51      Dienaangaande zij eraan herinnerd dat, overeenkomstig het beginsel dat wijzigingen van een wettelijke bepaling, behoudens uitzondering, van toepassing zijn op de toekomstige gevolgen van onder de oude regeling ontstane situaties (zie onder meer arresten van 14 april 1970, Brock, 68/69, Jurispr. blz. 171, punt 6, en 10 juli 1986, Licata/ESC, 270/84, Jurispr. blz. 2305, punt 31, en arrest Butterfly Music, reeds aangehaald, punt 24), de vóór de datum van inwerkingtreding van een nieuwe regeling voltooide handelingen verder door het oude recht worden beheerst. De herleving van de bescherming door het auteursrecht heeft dus geen invloed op de exploitatiehandelingen die door een derde definitief zijn voltooid vóór de datum waarop dergelijke rechten toepasselijk zijn geworden.

52      Daarentegen betekent, krachtens genoemd beginsel, de toepassing van die bescherming door het auteursrecht op de toekomstige gevolgen van niet definitief geworden situaties, dat zij gevolgen heeft voor het recht van een derde op verdere exploitatie van een voorwerp dat opnieuw door een intellectuele‑eigendomsrecht wordt beschermd (zie in die zin arrest Butterfly Music, reeds aangehaald, punt 24).

53      Ook moet eraan worden herinnerd, dat volgens vaste rechtspraak het vertrouwensbeginsel niet zodanig mag worden verruimd, dat een nieuwe regeling nooit van toepassing zou kunnen zijn op de toekomstige gevolgen van situaties die onder de oude regeling zijn ontstaan (zie in die zin onder meer arresten van 14 januari 1987, Duitsland/Commissie, 278/84, Jurispr. blz. 1, punt 36; 20 september 1988, Spanje/Raad, 203/86, Jurispr. blz. 4563, punt 19, en 22 februari 1990, Busseni, C‑221/88, Jurispr. blz. I‑495, punt 35, en arrest Butterfly Music, reeds aangehaald, punt 25).

54      In de onderhavige zaak heeft de betrokken lidstaat twee soorten wetgevende maatregelen vastgesteld om de verworven rechten en het gewettigd vertrouwen van een bepaalde categorie derden te beschermen.

55      Wat in de eerste plaats de wetgevende maatregel betreft die voor een bepaalde categorie derden voorziet in een overgangsperiode om hun legitieme belangen te beschermen, volgt uit de beginselen van eerbiediging van de verworven rechten en bescherming van het gewettigd vertrouwen, dat artikel 17 van richtlijn 98/71 zich niet tegen een dergelijke bepaling verzet, voor zover zij niet tot gevolg heeft dat de toepassing van de nieuwe regeling voor de auteursrechtelijke bescherming van modellen gedurende een substantiële periode wordt uitgesteld, zodat de toepassing ervan op de door de richtlijn vastgestelde datum wordt belet (zie in die zin arrest Butterfy Music, reeds aangehaald, punten 23 en 28).

56      De beoordeling van de verenigbaarheid van de duur van deze overgangsperiode en van de door de maatregel beoogde categorie derden moet geschieden aan de hand van het evenredigheidsbeginsel.

57      Zo moet de door de betrokken lidstaat vastgestelde wetgevende maatregel passend en noodzakelijk zijn voor het bereiken van het door de nationale regeling nagestreefde doel, namelijk het evenwicht waarborgen tussen enerzijds de verworven rechten en het gewettigd vertrouwen van de betrokken derden, en anderzijds de belangen van de houders van het auteursrecht. Hij mag ook niet verder gaan dan noodzakelijk is om dat evenwicht te verzekeren.

58      Te dien einde kan die maatregel slechts als passend worden beschouwd indien hij betrekking heeft op derden die zich op het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen kunnen beroepen, dat wil zeggen personen die reeds exploitatiehandelingen hebben verricht met betrekking tot modellen die op de datum van inwerkingtreding van de wettelijke regeling tot omzetting van artikel 17 van richtlijn 98/71 in het nationale recht van de betrokken lidstaat, tot het publiek domein behoorden.

59      Bovendien zou een dergelijke wetgevende maatregel het gebruik van die modellen moeten beperken tot de tijd die de betrokken derden nodig hebben, hetzij voor de geleidelijke beëindiging van hun activiteit die op het eerdere gebruik van die modellen berust, hetzij voor de afzet van hun voorraden.

60      De maatregel gaat niet verder dan nodig is om het evenwicht tussen de betrokken rechten te waarborgen, indien hij het recht op de auteursrechtelijke bescherming niet voor een substantiële periode uitstelt.

61      Met betrekking tot de definitie van de categorie derden aan wie de auteursrechtelijke bescherming tijdelijk niet kan worden tegengeworpen, kunnen de bepalingen van wetsbesluit nr. 95/2001 en artikel 239 CPI als passend worden beschouwd, aangezien zij zich beperken tot de personen die hun rechten vóór de inwerkingtreding van de nationale bepalingen tot omzetting van richtlijn 98/71 hebben verworven.

62      Daarentegen lijkt een niet-tegenwerpbaarheid gedurende een overgangsperiode van tien jaar niet gerechtvaardigd door de noodzaak de economische belangen van derden te goeder trouw te waarborgen, aangezien ook een kortere periode lijkt te volstaan voor het geleidelijk beëindigen van hun activiteit binnen de grenzen van het eerdere gebruik en, a fortiori, voor het afzetten van hun voorraden.

63      Bovendien lijkt een moratorium van tien jaar voor de auteursrechtelijke bescherming verder te gaan dan noodzakelijk is, want als men tien jaar aftrekt van de beschermingsperiode van een werk, zijnde in beginsel 70 jaar na de dood van de auteur, wordt de toepassing van de auteursrechtelijke bescherming voor een substantiële periode uitgesteld.

64      Wat in de tweede plaats artikel 4, lid 4, van wetsbesluit nr. 10 van 15 februari 2007, betreft, waarbij het moratorium is ingetrokken en een onbeperkte niet-tegenwerpbaarheid van de auteursrechtelijke bescherming is ingevoerd voor producten vervaardigd op basis van modellen die vóór 19 april 2001 tot het publiek domein behoorden, blijkt uit hetgeen voorafgaat dat een dergelijke maatregel artikel 17 van richtlijn 98/71 uitholt, aangezien hij tot gevolg heeft dat de toepassing van de nieuwe bescherming, namelijk die door het auteursrecht, op algemene wijze wordt belet. Die maatregel beoogt evenmin de categorie derden te beperken die zich op het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen kunnen beroepen. Integendeel, hij verruimt de toepassing van de niet-tegenwerpbaarheid van het auteursrecht, aangezien het volgens die bepaling niet noodzakelijk is dat de derde vóór 19 april 2001 met de exploitatie van die modellen is begonnen.

65      Gelet op bovenstaande overwegingen moet op de tweede en de derde vraag worden geantwoord dat artikel 17 van richtlijn 98/71 aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat die, hetzij voor een substantiële periode van tien jaar, hetzij volledig, de auteursrechtelijke bescherming uitsluit voor modellen die, ofschoon zij aan alle voorwaarden voor die bescherming voldoen, vóór de datum van inwerkingtreding van die wettelijke regeling tot het publiek domein zijn gaan behoren, ten aanzien van elke derde die op het nationale grondgebied producten die overeenstemmen met die modellen heeft vervaardigd of verhandeld, en zulks ongeacht de datum waarop die handelingen zijn verricht.

 Kosten

66      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Tweede kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 17 van richtlijn 98/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 inzake de rechtsbescherming van modellen, moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat die de auteursrechtelijke bescherming van die lidstaat uitsluit voor modellen die in of ten aanzien van een lidstaat zijn ingeschreven en die vóór de datum van inwerkingtreding van die wettelijke regeling tot het publiek domein zijn gaan behoren, ofschoon zij aan alle voorwaarden voor een dergelijke bescherming voldoen.

2)      Artikel 17 van richtlijn 98/71 moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat die, hetzij voor een substantiële periode van tien jaar, hetzij volledig, de auteursrechtelijke bescherming uitsluit voor modellen die, ofschoon zij aan alle voorwaarden voor die bescherming voldoen, vóór de datum van inwerkingtreding van die wettelijke regeling tot het publiek domein zijn gaan behoren, ten aanzien van elke derde die op het nationale grondgebied producten die overeenstemmen met die modellen heeft vervaardigd of verhandeld, en zulks ongeacht de datum waarop die handelingen zijn verricht.

ondertekeningen


* Procestaal: Italiaans.