Language of document : ECLI:EU:T:2007:330

ARREST VAN HET GERECHT (Eerste kamer)

6 november 2007 (*)

„Gemeenschapsmerk – Gemeenschapsmerkaanvraag voor woord VOM URSPRUNG HER VOLLKOMMEN – Absolute weigeringsgronden – Beschrijvend karakter – Artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening (EG) nr. 40/94”

In zaak T‑28/06,

RheinfelsQuellen H. Hövelmann GmbH & Co. KG, gevestigd te Duisburg (Duitsland), vertegenwoordigd door W. Kellenter en A. Lambrecht, advocaten,

verzoekster,

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM), vertegenwoordigd door G. Schneider als gemachtigde,

verweerder,

betreffende een beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 17 november 2005 (zaak R 1179/2004-2) inzake een aanvraag tot inschrijving van het woordmerk VOM URSPRUNG HER VOLLKOMMEN als gemeenschapsmerk,

wijst

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: J. D. Cooke, kamerpresident, I. Labucka en M. Prek, rechters,

griffier: K. Andová, administrateur,

gezien het op 24 januari 2006 ter griffie van het Gerecht neergelegde verzoekschrift,

gezien de op 13 april 2006 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord,

na de terechtzitting op 15 mei 2007,

het navolgende

Arrest

 Voorgeschiedenis van het geding

1        Op 8 augustus 2002 heeft verzoekster krachtens verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB 1994, L 11, blz. 1), zoals gewijzigd, een gemeenschapsmerkaanvraag ingediend bij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM).

2        De inschrijvingsaanvraag betreft het woordteken VOM URSPRUNG HER VOLLKOMMEN.

3        De waren waarvoor de inschrijving is aangevraagd, behoren tot de klassen 32 en 33 in de zin van de Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zoals herzien en gewijzigd, en zijn omschreven als volgt:

–        klasse 32: „bieren; minerale en gazeuse wateren en andere alcoholvrije dranken; vruchtendranken en vruchtensappen; siropen en andere preparaten voor de bereiding van dranken; mengelingen van deze dranken”;

–        klasse 33: „alcoholhoudende dranken (uitgezonderd bieren)”.

4        Bij beslissing van 20 oktober 2004 heeft de onderzoeker de inschrijvingsaanvraag krachtens artikel 38 van verordening nr. 40/94 afgewezen op grond dat het woordteken elk onderscheidend vermogen mist.

5        Op 20 december 2004 heeft verzoekster krachtens de artikelen 57 tot en met 62 van verordening nr. 40/94 bij het BHIM beroep ingesteld tegen de beslissing van de onderzoeker.

6        Bij beslissing van 17 november 2005 (hierna: „bestreden beslissing”) heeft de tweede kamer van beroep het beroep verworpen op grond dat het betrokken teken de waren beschrijft en dus onder artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 valt.

 Conclusies van de partijen

7        Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

–        de bestreden beslissing te vernietigen;

–        het BHIM te verwijzen in de kosten.

8        Het BHIM concludeert dat het het Gerecht behage:

–        het beroep te verwerpen;

–        verzoekster te verwijzen in de kosten.

 In rechte

9        Verzoekster voert twee middelen aan: schending van artikel 7, lid 1, sub c, en schending van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94.

 Argumenten van de partijen

10      In haar middel betreffende schending van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 stelt verzoekster dat het aangevraagde merk niet uitsluitend bestaat uit aanduidingen die de wezenlijke kenmerken beschrijven van de waren waarvoor de inschrijving is aangevraagd.

11      Om te beginnen voert zij aan dat het betrokken woordteken het resultaat is van een ongebruikelijke en individuele creatieve daad en in het Duits geen courante woordcombinatie vormt.

12      Vervolgens stelt zij dat voor de betrokken waren geen huidige of toekomstige vrijhoudingsbehoefte bestaat voor deze slogan. De woordcombinatie in haar geheel beschouwd noch de verschillende bestanddelen ervan vormen immers een gebruikelijke aanduiding voor dranken en, inzonderheid, voor minerale wateren.

13      Ten slotte beroept verzoekster zich op de dubbelzinnigheid van de betrokken slogan in de Duitse taal als gevolg van de abstracte betekenis van het woord „Ursprung” en van de verschillende interpretaties die daaraan kunnen worden gegeven in de context van de betrokken waren, en als gevolg van de dubbelzinnigheid en het ontbreken van een duidelijke betekenis van de term „vollkommen” in de context van dranken. Bijgevolg heeft ook de woordcombinatie „vom Ursprung her vollkommen” geen duidelijke en rechtstreeks beschrijvende betekenis. Bovendien beschrijven de belangrijkste woorden van de slogan niet rechtstreeks en duidelijk een aantal wezenlijke kenmerken van de betrokken waren, afzonderlijk dan wel in hun geheel beschouwd.

14      Het BHIM stelt allereerst dat het bij de beoordeling van de beschrijvende aard van een teken voldoende is dat dit teken in de handel of in het gangbare taalgebruik kan worden gebruikt, en dat niet vereist is dat het daadwerkelijk op een dergelijke wijze wordt gebruikt.

15      Het BHIM benadrukt vervolgens dat inschrijving van een teken moet worden geweigerd wanneer ten minste een van de betekenissen ervan een kenmerk van de betrokken waren of diensten aanduidt. De belangrijkste woorden van het betrokken teken krijgen in de context van de slogan echter een duidelijke betekenis, namelijk dat de erdoor aangeduide waren van bij de oorsprong perfect zijn.

16      Wat ten slotte het begripsmatige aspect betreft, is het BHIM van mening dat de vraag of de kenmerken van de waren uit economisch oogpunt als wezenlijk of bijkomstig kunnen worden beschouwd, niet van belang is. In casu wordt de kwaliteit van de ingrediënten als perfect omschreven. Er dient dus niet te worden uitgemaakt of deze kwaliteit voor de consument een essentieel criterium is bij de keuze van de waren, dan wel of de verwijzing naar de kwaliteit een aantal wezenlijke kenmerken van de waren beschrijft. Voor de toepassing van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 is het voldoende dat de slogan in zijn geheel a priori algemeen toegankelijk is voor de betrokken consument voor wie de slogan de betekenis van een aanduiding van kwaliteit heeft, te weten een perfecte kwaliteit van bij de oorsprong.

 Beoordeling door het Gerecht

17      Luidens artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 wordt inschrijving geweigerd van „merken die uitsluitend bestaan uit tekens of aanduidingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten”.

18      Met het verbod op inschrijving van dergelijke tekens streeft dat artikel een doel van algemeen belang na, dat erin bestaat dat tekens of aanduidingen die de kenmerken beschrijven van waren of diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd, door eenieder vrij moeten kunnen worden gebruikt. Deze bepaling belet derhalve dat die tekens of aanduidingen op grond van hun inschrijving als merk aan een enkele onderneming worden voorbehouden (arrest Hof van 23 oktober 2003, BHIM/Wrigley, C‑191/01 P, Jurispr. blz. I‑12447, punt 31).

19      Voorts worden onder artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 vallende tekens ongeschikt geacht voor het vervullen van de wezenlijke functie van het merk, te weten de commerciële herkomst van de waar of dienst aan te geven, zodat de consument die de door dit merk aangeduide waar heeft verkregen of aan wie de door dit merk aangeduide dienst is verleend, bij een latere aankoop of opdracht, in geval van een positieve ervaring, die keuze kan herhalen of, in geval van een negatieve ervaring, een andere keuze kan maken [arresten Gerecht van 27 februari 2002, Ellos/BHIM (ELLOS), T‑219/00, Jurispr. blz. II‑753, punt 28, en 27 november 2003, Quick/BHIM (Quick), T‑348/02, Jurispr. blz. II‑5071, punt 28].

20      De tekens of aanduidingen waarop artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 doelt, zijn dus slechts die welke in het normale gebruik uit het oogpunt van de consument kunnen dienen ter aanduiding, hetzij rechtstreeks, hetzij door vermelding van een van de essentiële eigenschappen ervan, van een waar of dienst als die waarvoor de inschrijving is aangevraagd (arrest Hof van 20 september 2001, Procter & Gamble/BHIM, C‑383/99 P, Jurispr. blz. I‑6251, punt 39). Het beschrijvende karakter van een teken kan derhalve slechts worden beoordeeld met betrekking tot de betrokken waren of diensten en uitgaande van de wijze waarop het door het relevante publiek wordt opgevat [arrest Gerecht van 16 maart 2006, Telefon & Buch/BHIM – Herold Business Data (WEISSE SEITEN), T‑322/03, Jurispr. blz. II‑835, punt 90].

21      Ten slotte zij eraan herinnerd dat de in de rechtspraak vastgestelde criteria ter beoordeling of een woordmerk bestaande uit verschillende woordelementen beschrijvend is, dezelfde zijn als voor een woordteken dat slechts één woordelement bevat.

22      In casu zijn de in de merkaanvraag opgegeven waren alcoholhoudende en alcoholvrije dranken van de klassen 32 en 33. Het zijn gangbare verbruiksgoederen die voor een groot publiek bestemd zijn en niet alleen via de detailhandel (supermarkten, winkelcentra of grote winkels) of gespecialiseerde zaken of postorderbedrijven, maar ook in restaurants en cafés worden gedistribueerd. De kamer van beroep heeft bijgevolg terecht geoordeeld dat het in aanmerking te nemen standpunt dat van de redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende gemiddelde consument is [zie in die zin arrest Hof van 22 juni 1999, Lloyd Schuhfabrik Meyer, C‑342/97, Jurispr. blz. I‑3819, punt 26, en arrest Gerecht van 7 juni 2001, DKV/BHIM (EuroHealth), T‑359/99, Jurispr. blz. II‑1645, punt 27].

23      Aangezien het betrokken woordteken uit Duitse woorden bestaat, is het relevante doelpubliek bovendien Duitstalig. Ingevolge artikel 7, lid 2, van verordening nr. 40/94 vormt de gemiddelde Duitstalige consument het voor de beoordeling van de absolute weigeringsgrond relevante publiek [zie in die zin arrest Gerecht ELLOS, reeds aangehaald, punt 31, en arrest van 12 januari 2005, Deutsche Post EURO EXPRESS/BHIM (EUROPREMIUM), T‑334/03, Jurispr. blz. II‑65, punt 28].

24      Wat de betekenis van de uitdrukking „vom Ursprung her vollkommen” betreft, blijkt uit de punten 34 tot en met 40 van de bestreden beslissing, uit de toelichting van het BHIM in zijn memorie van antwoord en uit de verklaringen ter terechtzitting dat dit teken op een direct waarneembare wijze uitdrukt dat de erdoor aangeduide waren van bij de oorsprong perfect zijn, dat wil zeggen van bij het begin, en dat ze dus niet te evenaren en van onberispelijke kwaliteit zijn en geen behandeling of verbetering nodig hebben. Zo vertolkt de slogan duidelijk dat de uitstekende kwaliteit van de waar voortkomt uit de kwaliteit van de oorspronkelijke waar. Het BHIM is immers van mening dat het zelfstandig naamwoord „Ursprung” in deze slogan verwijst naar de bron, de herkomst, terwijl het bijvoeglijk naamwoord „vollkommen” alludeert op de perfectie, dus de beste kwaliteit.

25      Aangaande de aard van het verband tussen de slogan en de betrokken waren is de kamer van beroep van oordeel dat de erdoor aangeduide alcoholhoudende en alcoholvrije dranken alsmede de ingrediënten en de preparaten voor de bereiding daarvan als eigenschap hebben dat ze van bij de oorsprong perfect zijn, dat wil zeggen van bij de bron of de plaats van herkomst.

26      Uitgaande van het teken zelf, van de waren waarvoor de inschrijving is aangevraagd, en de wijze waarop het relevante publiek dat teken opvat, heeft de kamer van beroep het beschrijvende karakter van het aangevraagde merk correct beoordeeld.

27      Aan deze beoordeling wordt geen afbreuk gedaan, ten eerste, door verzoeksters stelling dat de betrokken woordcombinatie ongebruikelijk zou zijn, hetgeen met name zou blijken uit het feit dat met een zoekmotor op internet geen treffers met de uitdrukking „vom Ursprung her vollkommen” worden gevonden.

28      Deze slogan is immers grammaticaal correct en vormt in het Duits geen ongebruikelijke of opvallende combinatie. Bovendien blijkt uit de rechtspraak dat het voor de weigering van inschrijving op grond van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 niet noodzakelijk is dat de tekens en aanduidingen waaruit het in dat artikel bedoelde merk is samengesteld, op het moment van de inschrijvingsaanvraag daadwerkelijk worden gebruikt voor de beschrijving van de waren of diensten waarvoor de aanvraag is ingediend, of van kenmerken van deze waren of deze diensten. Zoals uit de formulering van deze bepaling blijkt, is het voldoende dat deze tekens en aanduidingen hiertoe kunnen worden gebruikt (arrest Hof van 12 februari 2004, Koninklijke KPN Nederland, C‑363/99, Jurispr. blz. I‑1619, punt 97; arrest BHIM/Wrigley, reeds aangehaald, punt 32, en beschikking Hof van 5 februari 2004, Telefon & Buch/BHIM, C‑326/01 P, Jurispr. blz. I‑1371, punt 28).

29      Ten tweede stelt verzoekster ten onrechte dat er voor de uitdrukking „vom Ursprung her vollkommen” geen vrijhoudingsbehoefte bestaat doordat deze woordcombinatie als aanduiding van dranken niet gebruikelijk is.

30      De belangrijkste woorden van het aangevraagde merk zijn echter wel al gebruikt in slogans voor dranken. Het BHIM verwijst naar de volgende voorbeelden: „vollkommener Genuß” van Efes Pilsener, „Gerolsteiner. Einfach vollkommen” van Gerolsteiner, „in jeder Weise vollkommen” van Jacobs Kaffee, „Ursprung des Biers” van Weihenstephan of „so gesund wie sein Ursprung” van Volvic. Dat geen voorbeeld kon worden gevonden van een slogan die lijkt op de twee belangrijkste woorden van het betrokken teken, is zonder invloed op de conclusie van het BHIM betreffende het bestaan van een vrijhoudingsbehoefte. Uit de in punt 28 supra aangehaalde rechtspraak volgt dat het voldoende is dat deze tekens en aanduidingen voor de beschrijving van de waren of diensten kunnen worden gebruikt.

31      Bovendien heeft het Hof geoordeeld dat de toepassing van artikel 3, lid 1, sub c, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (PB 1989, L 40, blz. 1), waarvan de tekst identiek is aan die van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94, niet afhangt van het bestaan van een concrete, actuele en ernstige vrijhoudingsbehoefte [arrest Hof van 4 mei 1999, Windsurfing Chiemsee, C‑108/97 en C‑109/97, Jurispr. blz. I‑2779, punt 35; arrest Gerecht van 20 maart 2002, DaimlerChrysler/BHIM (CARCARD), T‑356/00, Jurispr. blz. II‑1963, punt 27]. Voor de toepassing van dat artikel 7, lid 1, sub c, dient uitsluitend te worden onderzocht, op basis van de relevante betekenis van het betrokken woordteken, of er voor het relevante publiek een voldoende rechtstreeks en concreet verband bestaat tussen het teken en de waren of diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd [arrest Gerecht van 20 juli 2004, Lissotschenko en Hentze/BHIM (LIMO), T‑311/02, Jurispr. blz. II‑2957, punt 30, en de aangehaalde rechtspraak].

32      In de derde plaats is van geen belang verzoeksters stelling dat zowel de uitdrukking in haar geheel als de bestanddelen ervan dubbelzinnig en voor velerlei interpretatie vatbaar zijn, op verschillende wijzen kunnen worden begrepen en dus geen duidelijke en vaststaande betekenis hebben. Uitgaande van de waren en diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd, is de door de kamer van beroep in aanmerking genomen betekenis immers correct. Een woordteken valt reeds onder de toepassing van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 wanneer ten minste één van de mogelijke betekenissen ervan een kenmerk van de betrokken waren of diensten aanduidt (zie in die zin en, mutatis mutandis, arrest Koninklijke KPN Nederland, reeds aangehaald, punt 32). Bovendien dient bij een samengesteld woordmerk rekening te worden gehouden met de relevante betekenis ervan, die wordt vastgesteld op basis van alle bestanddelen ervan, en niet op basis van een van deze bestanddelen alleen.

33      Hoewel het woord „Ursprung” verschillende betekenissen kan hebben, krijgt het in de context van de slogan een duidelijke betekenis, te weten „bron” of „herkomst”. Ook het woord „vollkommen”, dat zowel een bijvoeglijk naamwoord als een bijwoord kan zijn, kan als een bestanddeel van de slogan niet anders dan als een bijvoeglijk naamwoord worden opgevat. Verzoeksters argument dat de uitdrukking in haar geheel beschouwd dubbelzinnig is, steunt uitsluitend op de beschrijving van de mogelijke betekenissen van de afzonderlijke bestanddelen ervan.

34      De semantische interpretatie die het BHIM van het aangevraagde merk heeft gegeven, wordt bevestigd door de opzoekingen die verzoekster op internet heeft gedaan en waarop zij zich beroept in haar tweede middel. Het gaat om de zin „Wasser muss vom Ursprung her vollkommen sein” (water moet van bij de bron perfect zijn), die voorkomt op een website betreffende de door verzoekster zelf verkochte waren. Bijgevolg is de uitdrukking helemaal niet dubbelzinnig.

35      Bovendien stelt verzoekster ten onrechte dat de slogan voor de betrokken consument geen betekenis kan hebben, aangezien water, bier, limonade of vruchtendranken niet van bij de oorsprong perfect kunnen zijn, daar deze waren een filtreer‑ en een zuiveringsprocedé, een microbiologische behandeling, een koolzuurtoevoeging of een gistingsproces ondergaan voordat ze worden gebotteld. Voor de beoordeling van de in artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 bedoelde absolute weigeringsgrond is de vraag of het aangevraagde merk een technische betekenis heeft, niet relevant.

36      Ten slotte is het Gerecht van oordeel dat de begripsmatige inhoud van het aangevraagde merk voldoende rechtstreeks en concreet verwijst naar de kenmerken van de in de inschrijvingsaanvraag opgegeven waren, dat wil zeggen alcoholhoudende en alcoholvrije dranken van de klassen 32 en 33.

37      De slogan slaat immers duidelijk op de zuiverheid en de perfecte kwaliteit van de ingrediënten van de dranken, met name van het gebruikte water. De zuiverheid en de perfecte kwaliteit van de ingrediënten zijn van groot belang voor waren van de klassen 32 en 33. Bij minerale wateren is de perfecte kwaliteit van het water van de gebruikte bron voor doorslaggevend belang voor de bepaling van de kwaliteit van de drank zowel wat de smaak betreft als wat de gezondheid aangaat. Voor vruchtensappen, bier en andere alcoholhoudende dranken vormt de herkomst van de ingrediënten eveneens een factor die een grote rol speelt bij de bepaling van de kwaliteit van deze waren.

38      Het Gerecht is dus van oordeel dat de woorden, afzonderlijk of in hun onderlinge samenhang beschouwd, rechtstreeks en duidelijk verwijzen naar de kenmerken van de betrokken waren en dat verzoekster bijgevolg ten onrechte stelt dat het teken hoogstens verwijst naar een waarneming of een zeer algemeen positief gevoel.

39      Bovendien kan redelijkerwijs worden aangenomen dat de zuiverheid en de perfecte kwaliteit van de herkomst van de ingrediënten van de dranken kenmerken vormen die bij de keuze van de betrokken consument een rol spelen.

40      Bijgevolg bestaat er uit het oogpunt van het relevante publiek een voldoende rechtstreeks en concreet verband tussen de betrokken woordcombinatie en de waren van de klassen 32 en 33.

41      Verzoekster blijkt dus geen argumenten te hebben aangedragen ter rechtvaardiging van de vernietiging van de bestreden beslissing waarin de kamer van beroep inschrijving van het aangevraagde merk heeft geweigerd op grond dat het de betrokken waren beschrijft.

42      Derhalve dient het eerste middel, schending van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94, te worden afgewezen.

43      In deze omstandigheden behoeft het middel inzake schending van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 niet te worden onderzocht. Volgens vaste rechtspraak is het bestaan van een van de in artikel 7, lid 1, van verordening nr. 40/94 genoemde absolute weigeringsgronden immers voldoende om het teken niet als gemeenschapsmerk te kunnen inschrijven [arrest Hof van 19 september 2002, DKV/BHIM, C‑104/00 P, Jurispr. blz. I‑7561, punt 29; arresten Gerecht van 26 oktober 2000, Community Concepts/BHIM (Investorworld), T‑360/99, Jurispr. blz. II‑3545, punt 26; 31 januari 2001, Mitsubishi HiTec Paper Bielefield/BHIM (Giroform), T‑331/99, Jurispr. blz. II‑433, punt 30; 20 november 2002, Bosch/BHIM (Kit Pro en Kit Super Pro), T‑79/01 en T‑86/01, Jurispr. blz. II‑4881, punt 36, en arrest LIMO, reeds aangehaald, punt 49].

44      Bovendien mist een woordmerk dat kenmerken van waren of diensten beschrijft in de zin van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94, om die reden noodzakelijkerwijs elk onderscheidend vermogen voor deze waren of diensten in de zin van artikel 7, lid 1, sub b, van deze verordening [arresten Gerecht van 12 januari 2005, Wieland-Werke/BHIM (SnTEM, SnPUR, SnMIX), T‑367/02–T‑369/02, Jurispr. blz. II‑47, punt 46, en 10 oktober 2006, PTV/BHIM (map&guide), T‑302/03, Jurispr. blz. II‑4039, punten 33 en 34; zie, mutatis mutandis, arrest Hof van 12 februari 2004, Campina Melkunie, C‑265/00, Jurispr. blz. I‑1699, punt 19].

45      Derhalve dient het beroep te worden verworpen.

 Kosten

46      Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dat is gevorderd. Aangezien verzoekster in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van het BHIM te worden verwezen in de kosten.


HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Eerste kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      Het beroep wordt verworpen.

2)      RheinfelsQuellen H. Hövelmann GmbH & Co. KG wordt verwezen in de kosten.

Cooke

Labucka

Prek

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 6 november 2007.

De griffier

 

      De president van de Eerste kamer

E. Coulon

 

       J. D. Cooke


* Procestaal: Duits.