Language of document : ECLI:EU:F:2009:123

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

24 september 2009

Zaak F‑36/08

Arno Schell

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Bevordering – Toekenning van gratificatiepunten door directeuren-generaal – Bevorderingsronde 2007”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA, waarmee Schell de nietigverklaring vordert van zijn loopbaanontwikkelingsrapport over de periode van 1 januari tot en met 31 december 2006 alsmede van de formele voornemens van de directeuren-generaal om gratificatiepunten toe te kennen in het kader van bevorderingsronde 2007.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Verzoeker wordt verwezen in alle kosten.

Samenvatting

Ambtenaren – Beoordeling – Loopbaanontwikkelingsrapport

(Ambtenarenstatuut, art. 43 en 45)

Uit artikel 8, lid 7, van de door de Commissie vastgestelde algemene uitvoeringsbepalingen betreffende artikel 43 van het Statuut, kan niet worden afgeleid dat de administratie verplicht is om met het oog op het opstellen van hun loopbaanontwikkelingsrapport een vergelijkende beoordeling van de beoordeelde ambtenaren te verrichten. Die bepaling dient immers te worden gelezen binnen haar context. Artikel 43 van het Statuut verlangt weliswaar dat de bekwaamheid, de prestaties en het gedrag in de dienst van alle ambtenaren ten minste om de twee jaar in de vorm van een loopbaanontwikkelingsrapport worden beoordeeld, doch bepaalt niet dat die beoordeling – zoals in het geval van artikel 45 van het Statuut – een vergelijkend karakter heeft. Integendeel: die beoordeling dient, volgens artikel 8, lid 5, van die algemene uitvoeringsbepalingen, wat de rubriek „Prestaties” betreft, te worden verricht aan de hand van de door elke ambtenaar te bereiken doelstellingen. Bovendien vormt de in artikel 8, lid 7, eerste alinea, van voornoemde algemene uitvoeringsbepalingen genoemde verificatie een voorwaarde voor het in de tweede alinea van dat artikel voorziene overleg, waarbij het erom gaat binnen elk directoraat-generaal te waarborgen dat de prestaties bij de beoordeling van de verdiensten van elke ambtenaar op coherente wijze worden beoordeeld. Uit al het voorgaande volgt dat de verwijzing naar een vergelijking van de verdiensten in artikel 8, lid 7, eerste alinea, van voornoemde algemene uitvoeringsbepalingen moet worden begrepen in die zin dat het hierbij gaat om een van de factoren die een controle van de coherentie van de beoordelingen mogelijk maken, en niet in die zin dat de loopbaanontwikkelingsrapporten pas kunnen worden opgesteld na een vergelijking van de verdiensten van alle ambtenaren.

(cf. punten 37‑39 en 41)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 13 december 2007, Sundholm/Commissie, F‑42/06, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑0000 en II‑A‑1‑0000, punt 31