Language of document : ECLI:EU:T:2017:640

Zaak T‑609/15

Repsol YPF, SA

tegen

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

„Uniemerk – Nietigheidsprocedure – Uniebeeldmerk BASIC – Oudere nationale handelsnamen basic en basic AG – Relatieve weigeringsgrond – Gebruik in het economisch verkeer van een teken met een meer dan alleen plaatselijke betekenis – Artikel 8, lid 4, en artikel 53, lid 1, onder c), van verordening (EG) nr. 207/2009”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 21 september 2017

1.      Uniemerk – Afstand, verval en nietigheid – Relatieve nietigheidsgronden – Bestaan van een ouder recht als bedoeld in artikel 8, lid 4, van verordening nr. 207/2009 – Voorwaarden – Uitlegging tegen de achtergrond van het Unierecht – Toetsing aan de nationaalrechtelijke criteria die gelden voor het aangevoerde teken

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 8, lid 4, en 53, lid 1, c)]

2.      Uniemerk – Afstand, verval en nietigheid – Relatieve nietigheidsgronden – Bestaan van een ouder recht als bedoeld in artikel 8, lid 4, van verordening nr. 207/2009 – Gebruik van het teken in het economisch verkeer – Tijdscriterium

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 8, lid 4, a), en 53, lid 1, c)]

3.      Uniemerk – Afstand, verval en nietigheid – Relatieve nietigheidsgronden – Bestaan van een ouder recht als bedoeld in artikel 8, lid 4, van verordening nr. 207/2009 – Beeldmerk BASIC en handelsnamen basic en basic AG

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 8, lid 4, en 53, lid 1, c)]

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 24‑27)

2.      Aangaande de eerste voorwaarde voor toepassing van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 207/2009 inzake het Uniemerk zij eraan herinnerd dat volgens de rechtspraak een teken in het economisch verkeer wordt gebruikt wanneer dit teken wordt gebruikt in het kader van een handelsactiviteit waarmee een economisch voordeel wordt nagestreefd, en niet in een privécontext.

Aangaande de periode die relevant is voor de beoordeling of aan deze voorwaarde is voldaan, blijkt uit de rechtspraak dat degene die nietigverklaring vordert moet bewijzen dat het aangevoerde teken in het economisch verkeer werd gebruikt vóór indiening van de betrokken Uniemerkaanvraag. Bovendien moet dit teken volgens de rechtspraak nog worden gebruikt op het tijdstip waarop de vordering tot nietigverklaring is ingediend. Met andere woorden, er moet zijn aangetoond dat het aangevoerde teken niet alleen op de datum van indiening van de Uniemerkaanvraag maar ook op de datum van indiening van de vordering tot nietigverklaring werd gebruikt, waarbij – zo dat bewijs is geleverd – rechtmatig kan worden aangenomen dat dit teken „nog werd gebruikt” op die laatste datum in de zin van deze rechtspraak.

(zie punten 47, 48)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 49‑67)