Language of document : ECLI:EU:T:2019:348

Zaak T604/15

European Road Transport Telematics Implementation Coordination Organisation – Intelligent Transport Systems & Services Europe (Ertico – ITS Europe)

tegen

Europese Commissie

 Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 22 mei 2019

„Zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie – Aanbeveling 2003/361/EG – Besluit van het validatiepanel van de Commissie over de kwalificatie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen – Herzieningsverzoek krachtens de punten 1.2.6 en 1.2.7 van de bijlage bij besluit 2012/838/EU, Euratom – Geen administratief beroep in de zin van artikel 22 van verordening (EG) nr. 58/2003 – Rechten van de verdediging – Beginsel van behoorlijk bestuur – Rechtszekerheid – Gewettigd vertrouwen – Gezag van gewijsde – Criteria voor de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in het beleid van de Unie – Begrip ,onderneming’ – Begrip ,economische activiteit’ – Zelfstandigheidscriterium – Motiveringsplicht”

1.      Agentschappen van de Europese Unie – Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA) – Validatie van de status van kleine, middelgrote of micro-onderneming van deelnemers aan bestaande onderzoeksprogramma’s – Verzoek tot herziening van het besluit door het validatiepanel – Beroepsprocedures – Onderscheid met verzoeken om de wettigheid van een handeling van het REA na te gaan

(Verordening nr. 58/2003 van de Raad, art. 22; besluit 2012/838 van de Commissie, bijlage, punten 1.2.6 en 1.2.7)

(zie punten 30‑38)

2.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Rechten van de verdediging – Recht om te worden gehoord – Omvang

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41, 47 en 48)

(zie punten 46‑48, 63)

3.      Agentschappen van de Europese Unie – Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA) – Validatie van de status van kleine, middelgrote of micro-onderneming van deelnemers aan bestaande onderzoeksprogramma’s – Verplichting tot eerbiediging van de rechten van verdediging van de deelnemers – Omvang

(Besluit 2012/838 van de Commissie, bijlage, punten 1.2.6 en 1.2.7)

(zie punt 52)

4.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Rechtszekerheid – Begrip

(zie punt 68)

5.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Bescherming van het gewettigd vertrouwen – Voorwaarden – Nauwkeurige toezeggingen van de administratie

(zie punt 69)

6.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Beginsel van behoorlijk bestuur – Verplichting voor de bevoegde instelling om alle relevante omstandigheden van het geval zorgvuldig en onpartijdig te onderzoeken – Omvang

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41)

(zie punt 70)

7.      Agentschappen van de Europese Unie – Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA) – Validatie van de status van kleine, middelgrote of micro-onderneming van deelnemers aan bestaande onderzoeksprogramma’s – Intrekking van een eerste afwijzende beslissing en vervanging ervan door een nieuwe beslissing – Toelaatbaarheid – Voorwaarden

(Besluit 2012/838 van de Commissie, bijlage, punten 1.2.6 en 1.2.7)

(zie punt 72)

8.      Agentschappen van de Europese Unie – Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA) – Validatie van de status van kleine, middelgrote of micro-onderneming van deelnemers aan bestaande onderzoeksprogramma’s – Vaststelling van de omvang van een onderneming op basis van de criteria van aanbeveling 2003/361 – Toelaatbaarheid

(Besluit 2012/838 van de Commissie, bijlage, punten 1.1.3.1, 1.2.6 en 1.2.7; aanbeveling 2003/361 van de Commissie, bijlage, overweging 3 en art. 1)

(zie punten 92‑95)

9.      Agentschappen van de Europese Unie – Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA) – Validatie van de status van kleine, middelgrote of micro-onderneming van deelnemers aan bestaande onderzoeksprogramma’s – Vaststelling van de omvang van een onderneming op basis van de criteria van aanbeveling 2003/361 – Toepassing van het zelfstandigheidscriterium – Weigering om de status van kleine, middelgrote of micro-onderneming toe te kennen aan een entiteit die de facto behoort tot een grote economische groep – Toelaatbaarheid

(Besluit 2012/838 van de Commissie, bijlage, punten 1.1.3.1, 1.2.6 en 1.2.7; aanbeveling 2003/361 van de Commissie, bijlage, overwegingen 9 en 12 en art. 1)

(zie punten 100‑103, 106, 107)

10.    Agentschappen van de Europese Unie – Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA) – Validatie van de status van kleine, middelgrote of micro-onderneming van deelnemers aan bestaande onderzoeksprogramma’s – Vaststelling van de omvang van een onderneming op basis van de criteria van aanbeveling 2003/361 – Begrip „onderneming” – Ondernemersvereniging die ten behoeve van haar leden diensten verricht als tegenprestatie voor door hen betaalde bijdragen – Daaronder begrepen

(Art. 54, 101 en 102 VWEU; aanbeveling 2003/361 van de Commissie, bijlage, art. 1)

(zie punten 118, 119, 123‑128, 130)

11.    Agentschappen van de Europese Unie – Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA) – Validatie van de status van kleine, middelgrote of micro-onderneming van deelnemers aan bestaande onderzoeksprogramma’s – Vaststelling van de omvang van een onderneming op basis van de criteria van aanbeveling 2003/361 – Toepassing van het zelfstandigheidscriterium – Weigering om de status van kleine, middelgrote of micro-onderneming toe te kennen aan een onderneming die bijdragen ontvangt van haar leden en over ruim voldoende middelen beschikt om in haar behoeften te voorzien – Toelaatbaarheid – Entiteit die op zichzelf beschouwd voldoet aan de in de aanbeveling neergelegde criteria die verband houden met het aantal werkzame personen en de financiële drempels – Geen invloed

(Aanbeveling 2003/361 van de Commissie, bijlage, art. 1 en 2)

(zie punten 140‑146, 148‑152)

12.    Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Tegenstrijdigheid in de motivering – Voorwaarden – Gevolgen

(Art. 296 VWEU)

(zie punten 166‑168)

13.    Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen

(Art. 266 VWEU)

(zie punt 176)

14.    Gerechtelijke procedure – Kosten – Inaanmerkingneming van de uit de billijkheid voortvloeiende vereisten – Verwijzing van de in het gelijk gestelde partij in haar eigen kosten en in de helft van verzoeksters kosten

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 134, lid 1, en art. 135, leden 1 en 2)

(zie punt 182)

Samenvatting

Bij arrest van 22 mei 2019, Ertico – ITS Europe/Commissie (T‑604/15), heeft het Gerecht het door verzoekster, European Road Transport Telematics Implementation Coordination Organisation – Intelligent Transport Systems & Services Europe (Ertico – ITS Europe), ingediende verzoek afgewezen dat ertoe strekte de overeenkomstig de punten 1.2.6 en 1.2.7 van de bijlage bij besluit 2012/838 door het validatiepanel genomen beslissing van 18 augustus 2015 (hierna: „bestreden beslissing”) nietig te verklaren voor zover in deze beslissing wordt vastgesteld dat verzoekster niet kan worden aangemerkt als kleine, middelgrote of micro-onderneming in de zin van aanbeveling 2003/361. Daarnaast is de Commissie, gelet op de bijzondere omstandigheden van deze zaak, verwezen in haar eigen kosten en in de helft van de kosten van Ertico – ITS Europe.

Verzoekster is een coöperatieve vennootschap die een multisectoraal platform ter beschikking stelt van zowel particuliere als publieke spelers in de sector van intelligente vervoerssystemen en -diensten.

Sinds 31 december 2006 werd verzoekster aangemerkt als kleine, middelgrote of micro-onderneming (hierna: „kmo”) in de zin van aanbeveling 2003/361. Dankzij deze status kon zij gedurende meerdere jaren aanvullende subsidies ontvangen van de Europese Unie, met name in het kader van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007‑2013).

In het kader van een herziening van de kmo-status van de deelnemers aan bestaande onderzoeksprogramma’s heeft het Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA) in december 2013 als dienst die bevoegd is voor de validatie van de kmo-status van de deelnemers, verzoekster gevraagd om inlichtingen te verstrekken die het behoud van haar kmo-status konden rechtvaardigen. Na een uitwisseling van e-mails heeft het REA op 27 januari 2014 besloten dat verzoekster niet als kmo kon worden aangemerkt.

Verzoekster is tegen dit besluit opgekomen bij het validatiepanel overeenkomstig de punten 1.2.6 en 1.2.7 van de bijlage bij besluit 2012/838/EU. Dit beroep is verworpen bij beslissing van 15 april 2014 (hierna: „eerste afwijzende beslissing”). Deze beslissing is vervolgens ingetrokken en het validatiepanel heeft de bestreden beslissing genomen.

Om te beginnen heeft het Gerecht geoordeeld dat de punten 1.2.6 en 1.2.7 van de bijlage bij besluit 2012/838 en artikel 22 van verordening nr. 58/2003 niet een en dezelfde toezichtprocedure betreffen. In de onderhavige zaak was laatstgenoemde bepaling niet van toepassing. Bijgevolg is verzoeksters beroep in de onderhavige zaak ingesteld op grond van de punten 1.2.6 en 1.2.7 van de bijlage bij besluit 2012/838.

Wat het zelfstandigheidscriterium in het kader van aanbeveling 2003/361 betreft, is het Gerecht tot de slotsom gekomen dat het door het validatiepanel in de bestreden beslissing toegepaste criterium aanbeveling 2003/361 niet schendt, aangezien het zelfstandigheidscriterium moet worden uitgelegd in het licht van de doelstelling ervoor te zorgen dat voor kmo’s bestemde maatregelen daadwerkelijk ten goede komen aan ondernemingen waarvoor de omvang een nadeel vormt, en niet aan ondernemingen die deel uitmaken van een grote groep en dus toegang hebben tot middelen en ondersteuning waarover hun concurrenten van gelijke omvang niet beschikken. Opdat alleen de ondernemingen in aanmerking worden genomen die daadwerkelijk zelfstandige kmo’s zijn, moet dan ook de structuur worden onderzocht van kmo’s die een economische groep met een sterkere positie dan een kmo vormen, en moet erop worden toegezien dat de definitie van kmo’s niet om louter formele redenen wordt omzeild.

Na te hebben geoordeeld dat de bestreden beslissing een beoordelingsfout bevatte doordat in die beslissing was vastgesteld dat verzoekster geen onderneming was in de zin van artikel 1 van de bijlage bij aanbeveling 2003/361, met name omdat de jaarlijkse bijdragen van verzoeksters leden, die geen kmo’s zijn, de tegenprestatie vormden voor de door haar geleverde diensten, heeft het Gerecht niettemin beklemtoond dat moest worden onderzocht of het validatiepanel, gelet op de omstandigheden van deze zaak, kon concluderen dat verzoekster niet zelfstandig was. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het validatiepanel aanbeveling 2003/361 niet onjuist heeft toegepast voor zover dit panel heeft vastgesteld dat verzoekster niet de nadelen ondervond waarmee kmo’s gewoonlijk te maken hebben, met name omdat de bedragen van voornoemde jaarlijkse bijdragen werden vastgesteld op basis van verzoeksters uitgaven, zodat verzoekster niet kon worden aangemerkt als een kmo in de zin van die aanbeveling, ook al was zij een onderneming.

Aangezien verzoekster niet werd geacht te beantwoorden aan het zelfstandigheidscriterium, kon zij bovendien niet stellen dat zij voldeed aan de in artikel 2 van de bijlage bij aanbeveling 2003/361 neergelegde criteria die verband houden met het aantal werkzame personen en de financiële drempels. Of voldaan was aan deze criteria inzake het aantal werkzame personen en de financiële drempels, mocht overeenkomstig artikel 6 van de bijlage bij aanbeveling 2003/361 dan ook niet uitsluitend worden vastgesteld op basis van de geïsoleerde gegevens van verzoekster, aangezien zij geen zelfstandige onderneming was en haar leden ondernemingen waren die geen kmo’s waren.

Tot slot is de Commissie verwezen in haar eigen kosten en in de helft van de kosten van Ertico – ITS Europe. Uit de bepalingen van besluit 2012/838 komt namelijk niet duidelijk naar voren welke de wisselwerking is tussen de beroepsprocedures die worden geregeld door aan de ene kant de punten 1.2.6 en 1.2.7 van de bijlage bij besluit 2012/838 en aan de andere kant artikel 22 van verordening nr. 58/2003, hetgeen ter terechtzitting is bevestigd door de Commissie. Voorts vertoont de in de punten 1.2.6 en 1.2.7 van de bijlage bij besluit 2012/838 vervatte beschrijving van de toepasselijke procedure voor het validatiepanel aanzienlijke leemten, met name omdat daarin geen aanwijzingen worden gegeven voor de procedurele termijnen, waardoor het juiste begrip van de toepasselijke regels nog meer wordt bemoeilijkt. Het Gerecht heeft bijgevolg artikel 135, lid 2, van zijn Reglement voor de procesvoering toegepast.