Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 3 maart 2022 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 21 december 2021 in zaak T-795/19, HB / Europese Commissie

(Zaak C-160/22 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Baquero Cruz, J. Estrada de Solà en B. Araujo Arce, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: HB

Conclusies

het arrest van het Gerecht van 21 december 2021 (T-795/19) vernietigen voor zover daarbij het beroep tot nietigverklaring van besluit C(2019) 7319 final van de Commissie van 15 oktober 2019 niet-ontvankelijk is verklaard (punt 1 van het dictum) en de Commissie is verwezen in de kosten van de procedure, met inbegrip van de kosten van het kort geding (punt 3 van het dictum);

de zaak voor afdoening naar het Gerecht verwijzen;

HB verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar hogere voorziening voert de Commissie drie middelen aan.

Het eerste middel is ontleend aan een onjuiste juridische kwalificatie: het Gerecht gaat voorbij aan de bepalingen van het besluit dat de Commissie met gebruikmaking van haar bevoegdheden als overheidsinstantie heeft vastgesteld in een contractueel kader, en maakt deze bepalingen onwerkzaam door deze maatregelen als contractuele maatregelen te kwalificeren en aan het gezag van de voor de overeenkomst bevoegde rechter te onderwerpen. Deze onjuiste juridische kwalificatie ziet op de punten 67 tot en met 90 van het bestreden arrest.

Het tweede middel is ontleend aan een onjuiste juridische kwalificatie van het eerste artikel van het besluit (punten 67 tot en met 78 van het arrest) en een onjuiste opvatting van de feiten. Bij de kwalificatie van het eerste artikel van het besluit, waarin de verantwoordelijkheid van HB voor het begaan van een onregelmatigheid in de aanbestedingsprocedure wordt vastgesteld, heeft het Gerecht de feiten onjuist opgevat en artikel 1 ten onrechte gekwalificeerd als een bepaling van contractuele aard.

Het derde middel is ontleend aan een onjuiste juridische kwalificatie van het tweede en derde artikel van het besluit (punten 79 tot en met 86 van het arrest). Bij de toepassing van de verlaging van de prijs van de overeenkomst tot 0 EUR en de terugvordering van de reeds betaalde bedragen heeft de Commissie niet binnen het contractuele kader gehandeld, maar haar bevoegdheden als overheidsinstantie uitgeoefend. Het Gerecht heeft deze bepalingen ten onrechte op dezelfde wijze behandeld als de gevolgen van nietigheid van de overeenkomst wegens bedrog of een wilsgebrek.

____________