Language of document :

Beroep ingesteld op 21 maart 2013 - Pesquerias Riveirenses e.a./Raad

(Zaak T-180/13)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partijen: Pesquerias Riveirenses, SL (Ribeira, Spanje), Pesquerias Campo de Marte, SL (Ribeira), Pesquera Anpajo, SL (Ribeira), Arrastreros del Barbanza, SA (Ribeira), Martínez Pardavila e Hijos, SL (Ribeira), Lijo Pesca, SL (Ribeira), Frigoríficos Hermanos Vidal, SA (Ribeira), Pesquera Boteira, SL (Ribeira), Francisco Mariño Mos y Otros, CB (Ribeira), Juan Antonio Pérez Vidal y Hermano, CB (Ribeira), Marina Nalda, SL (Ribeira), Portillo y Otros, SL (Ribeira), Vidiña Pesca, SL (Ribeira), Pesca Hermo, SL (Ribeira), Pescados Oubiña Perez, SL (Ribeira), Manuel Pena Graña (Ribeira), Campo Eder, SL (Ribeira), Pesquera Laga, SL (Ribeira), Pesquera Jalisco, SL (Ribeira), Pesquera Jopitos, SL (Ribeira) en Pesca-Julimar, SL (Ribeira) (vertegenwoordiger: J. Tojeiro Sierto, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

verordening (EU) nr. 40/2013 van de Raad van 21 januari 2013 nietig verklaren voor zover daarin het noordelijke en het zuidelijke deel van het blauwe-wijtingbestand in de noordoostelijke Atlantische Oceaan gezamenlijk worden beschouwd ter bepaling van de in de bijlagen IA en IB vastgelegde TAC (totaal toegestane vangst) van blauwe wijting (bladzijde 84 respectievelijk 103; PB L 23, blz. 54)

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen drie middelen aan.

Eerste middel: schending van artikel 39 VWEU

In dit verband wordt aangevoerd dat het rationele beheer van de bestanden een van de in artikel 39 VWEU genoemde doelen van het gemeenschappelijke landbouw- en visserijbeleid is en dat de bestreden verordening daarmee in strijd is nu, doordat geen onderscheid wordt gemaakt tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van het blauwe-wijtingbestand in de noordelijke Atlantische Oceaan, geen sprake is van wat moet worden verstaan onder een rationeel bestandsbeheer. Er wordt niet betwist dat de situatie in het noordelijke deel restrictieve visserijbeheermaatregelen vereist, maar in het zuidelijke deel, waar geen overbevissing van bepaalde soorten plaatsvindt, ligt dit anders. Bovendien is die handelwijze ook een inbreuk op het discriminatieverbod, op grond waarvan volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie vergelijkbare situaties niet verschillend en verschillende situaties niet op dezelfde wijze mogen worden behandeld, tenzij daarvoor objectieve redenen zijn.

Tweede middel: schending van artikel 2, lid 1, van verordening (EG) nr. 2371/2002 en artikel 6 van de Overeenkomst van New York van 1995

Aangevoerd wordt dat in artikel 2, lid 1, van verordening nr. 2371/2002 van de Raad inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, de voorzorgsaanpak wordt genoemd als de aanpak die centraal moet staan bij het nemen van maatregelen voor de instandhouding en duurzame exploitatie van de visbestanden, en dat hetzelfde beginsel is vervat in artikel 6 van de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden (New York, 1995; PB 1998, L 189, blz. 14), waarbij de Europese Unie en haar toenmalige lidstaten op 19 december 2003 partij zijn geworden en die op 18 januari 2004 in werking is getreden. Met het volgens de bestreden verordening uitgevoerde beheer van het blauwe-wijtingbestand in de noordoostelijke Atlantische Oceaan wordt, doordat geen onderscheid wordt gemaakt tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van het bestand, in het zuidelijke deel de vangst zo drastisch en willekeurig verminderd dat een "risico" ontstaat waarvoor de toepassing van de voorzorgsaanpak was vereist.

Derde middel: schending van het evenredigheidsbeginsel

De verzoekende partijen betogen dat het door de Europese Unie verrichte beheer van het blauwe-wijtingbestand in de noordoostelijke Atlantische Oceaan voor 2013 (bestreden verordening van de Raad), doordat daarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen het noordelijke en het zuidelijke deel, in het zuidelijke deel leidt tot dramatische maatregelen (verlaging van de TAC) die verder gaan dan noodzakelijk is ter bereiking van het nagestreefde doel (herstel van het blauwe-wijtingbestand in de noordoostelijke Atlantische Oceaan), zodat het evenredigheidsbeginsel wordt geschonden.

____________