Beschikking van het Gerecht (Vijfde kamer) van 7 februari 2014 – Pesquerías Riveirenses e.a./Raad
(zaak T‑180/13)
„Beroep tot nietigverklaring – Visserijbeleid – Verordening (EU) nr. 40/2013 –Gezamenlijke beschouwing van het noordelijke en het zuidelijke deel van het blauwe-wijtingbestand in de noordoostelijke Atlantische Oceaan ter bepaling van de TAC – Niet rechtstreeks geraakt – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”
Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Rechtstreeks geraakt – Criteria – Verordening tot vaststelling van één enkele totaal toegestane vangst van blauwe wijting in de noordoostelijke Atlantische Oceaan – Beroep ingesteld door de eigenaars of exploitanten van schepen die op deze vissoort vissen – Niet rechtstreeks geraakt – Bepaling door een lidstaat, vóór de inwerkingtreding van de verordening, van de methode voor de verdeling van het toegewezen vangstquotum – Geen invloed (Verordening nr. 40/2013, art. 5 en 10, lid 1, en bijlagen I, IA et IB) (cf. punten 14, 18, 22, 25)
Voorwerp
| Verzoek tot nietigverklaring van verordening (EU) nr. 40/2013 van de Raad van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden in de EU‑wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (PB L 23, blz. 54), zoals gewijzigd, voor zover daarin het noordelijke en het zuidelijke deel van het blauwe-wijtingbestand in de noordoostelijke Atlantische Oceaan gezamenlijk worden beschouwd ter bepaling van de in de bijlagen IA en IB bij de verordening vastgelegde totaal toegestane vangst van blauwe wijting |
Dictum
1) | | Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. |
2) | | Pesquerías Riveirenses, S.L. e.a. dragen hun eigen kosten en die van de Raad van de Europese Unie. |