Language of document : ECLI:EU:T:2021:851

Zaak T700/20

Gabriele Schmid

tegen

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

 Arrest van het Gerecht (Tiende kamer) van 1 december 2021

„Uniemerk – Nietigheidsprocedure – Uniebeeldmerk Steirisches Kürbiskernöl g. g. A GESCHÜTZTE GEOGRAFISCHE ANGABE – Absolute weigeringsgrond – Merk dat badges, emblemen of wapenschilden omvat – Embleem van een van de werkterreinen van de Unie – Beschermde geografische aanduidingen – Artikel 7, lid 1, onder i), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder i), van verordening (EU) 2017/1001]”

1.      Uniemerk – Afstand, verval en nietigheid – Absolute nietigheidsgronden – Merken die andere badges, emblemen of wapenschilden omvatten dan de in artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs bedoelde – Beschermingsvoorwaarden – Beoordelingscriteria

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 7, lid 1, h) en i)]

(zie punten 21‑28, 40‑42)

2.      Uniemerk – Afstand, verval en nietigheid – Absolute nietigheidsgronden – Merken die andere badges, emblemen of wapenschilden omvatten dan de in artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs bedoelde – Omvang van de bescherming – Symbool voor beschermde geografische aanduidingen

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 7, lid 1, i)]

(zie punten 38, 39, 43, 45)

Samenvatting

Schmid is houdster van een Uniemerk dat is ingeschreven voor „Pompoenzaadolie, overeenkomstig de beschermde geografische benaming ‚Steirisches Kürbiskernöl’ (Stiermarkse pompoenzaadolie)”. Dit beeldmerk bevat het symbool van de Europese Unie voor „beschermde geografische aanduidingen” (hierna: „BGA-symbool”). Om die reden heeft de Landeskammer für Land- und Forstwirtschaft in Steiermark (kamer voor land- en bosbouw van de deelstaat Stiermarken, Oostenrijk) bij het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) een vordering tot nietigverklaring van dit merk ingesteld.

De nietigheidsafdeling van het EUIPO heeft het litigieuze merk nietig verklaard. De kamer van beroep van het EUIPO heeft deze nietigverklaring bevestigd op grond van de overweging dat het BGA-symbool volledig deel uitmaakt van het litigieuze merk en dat noch het recht noch de verplichting om dit symbool te gebruiken het recht omvat om het als bestanddeel van een merk te beschermen.

Het Gerecht vernietigt de beslissing van de kamer van beroep en oordeelt dat deze had moeten onderzoeken of het merk, dat een door artikel 7, lid 1, onder i), van verordening nr. 207/2009(1) beschermd embleem bevat, in zijn geheel beschouwd bij het publiek de misleidende indruk kan wekken dat er een verband bestaat tussen de houder of de gebruiker van dit merk en de autoriteit waarnaar het betrokken embleem verwijst. Het Gerecht preciseert dat bij deze beoordeling rekening moet worden gehouden met de verschillende bestanddelen van dat merk.

Beoordeling door het Gerecht

Om te beginnen merkt het Gerecht op dat het verbod van artikel 7, lid 1, onder i), van verordening nr. 207/2009 van toepassing is wanneer aan drie cumulatieve voorwaarden is voldaan:

–      de badge, het embleem of het wapenschild in kwestie is van bijzonder openbaar belang, waarbij het bestaan van een verband met een van de activiteiten van de Unie voldoende bewijs vormt dat de bescherming ervan van openbaar belang is;

–      de bevoegde autoriteit heeft de merkinschrijving niet toegestaan;

–      het merk dat de badge, het embleem of het wapenschild in kwestie bevat, kan bij het publiek de misleidende indruk wekken dat er een verband bestaat tussen de houder of de gebruiker van dit merk en de autoriteit waarnaar dit element verwijst.

De derde voorwaarde vloeit voort uit het feit dat de door artikel 7, lid 1, onder i), van verordening nr. 207/2009 verleende bescherming niet groter kan zijn dan die welke toekomt aan emblemen van internationale intergouvernementele organisaties die naar behoren zijn meegedeeld aan de staten die partij zijn bij het Verdrag van Parijs(2). Die emblemen worden slechts beschermd wanneer het merk dat een dergelijk embleem bevat, in zijn geheel beschouwd, bij het publiek de indruk wekt dat er een verband bestaat tussen de houder of de gebruiker van dit merk enerzijds en de internationale intergouvernementele organisatie in kwestie anderzijds(3).

Aldus is artikel 7, lid 1, onder i), van verordening nr. 207/2009 van toepassing wanneer het publiek zou kunnen geloven dat de door het betrokken merk aangeduide waren of diensten afkomstig zijn van de autoriteit waarnaar wordt verwezen door het in dit merk weergegeven embleem, dat deze autoriteit deze waren of diensten heeft goedgekeurd of er garant voor staat of dat zij op de ene of de andere manier verband houden met deze autoriteit.

Vervolgens stelt het Gerecht vast dat de kamer van beroep de derde voorwaarde niet heeft onderzocht en dus blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Zij heeft immers niet beoordeeld hoe het publiek het BGA-symbool als bestanddeel van het litigieuze merk in zijn geheel zou opvatten, en zij heeft evenmin het risico onderzocht dat het publiek door deze perceptie zou kunnen geloven dat de door een dergelijk merk aangeduide waren onder de garantie van de Unie vallen.

Ten slotte preciseert het Gerecht dat het EUIPO niet alleen dient te onderzoeken of het betrokken embleem geheel of gedeeltelijk is overgenomen in het betreffende merk. Bij deze beoordeling moet ook rekening worden gehouden met de verschillende bestanddelen van een dergelijk merk. Aan deze verplichting om een concreet en globaal onderzoek te verrichten wordt niet afgedaan door het feit dat de verlening van merkenrechtelijke bescherming aan het BGA-symbool in de regel afbreuk kan doen aan het door de Unie ingevoerde stelsel van beschermde geografische aanduidingen.


1      Artikel 7, lid 1, onder i), van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk (PB 2009, L 78, blz. 1) verbiedt de inschrijving van merken die andere badges, emblemen of wapenschilden omvatten dan die bedoeld in artikel 7, lid 1, onder h), van deze verordening, dat wil zeggen andere dan die van staten of internationale intergouvernementele organisaties die naar behoren zijn meegedeeld aan de staten die partij zijn bij het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot bescherming van de industriële eigendom, laatstelijk herzien te Stockholm op 14 juli 1967 en gewijzigd op 28 september 1979 (Recueil des traités des Nations unies, deel 828, nr. 11851, blz. 305; hierna: „Verdrag van Parijs”), wanneer die badges, emblemen of wapenschilden van bijzonder openbaar belang zijn, tenzij de bevoegde autoriteiten de merkinschrijving hebben toegestaan.


2      Krachtens artikel 7, lid 1, onder h), van verordening nr. 207/2009.


3      Deze voorwaarde vloeit voort uit artikel 6 ter, lid 1, onder c), van het Verdrag van Parijs.