Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 28 juni 2002 ingesteld door MTU Friedrichshafen GmbH tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-196/02)

    Procestaal: Duits

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 28 juni 2002 beroep tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen ingesteld door MTU Friedrichshafen GmbH, gevestigd te Friedrichshafen (Duitsland), vertegenwoordigd door F. Montag en T. Lübbig, advocaten.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

(artikel 3, lid 2, van de beschikking van de Commissie van 9 april 2002 betreffende staatssteun van Duitsland aan SKL Motoren- und Systembautechnik GmbH nietig te verklaren voorzover Duitsland daarbij wordt verplicht een bedrag van 2,71 miljoen euro (5,30 miljoen DEM) terug te vorderen van MTU Motoren- und Turbinen-Union Friedrichshafen GmbH;

(verweerster te verwijzen in de kosten van het geding.

Middelen en voornaamste argumenten

Met haar beroep komt verzoekster op tegen artikel 3, lid 2, van de bestreden beschikking, waarbij de Commissie de Bondsrepubliek Duitsland verplicht een bedrag van 2,71 miljoen euro van haar terug te vorderen. Zij stelt dat de aan artikel 3, lid 2, van de bestreden beschikking ten grondslag liggende vaststellingen van de Commissie in verschillende opzichten zowel inhoudelijk als formeel gebreken vertonen.

Verzoekster voert aan dat het door de Commissie jegens haar geformuleerde verwijt van steunverlening alleen berust op de bewering dat verzoekster op basis van een wederkerige licentie- en samenwerkingsovereenkomst uit 1997 bepaalde knowhow heeft gekocht van SKL Motoren- und Systembautechnik GmbH ("SKL-M") tegen een "prijs" van 6,71 miljoen euro ofschoon de ontwikkeling van die knowhow SKL-M in feite veel meer heeft gekost. Verzoekster heeft evenwel alleen het recht op gebruik van de knowhow verworven en de door haar aan SKL-M betaalde vergoeding bedroeg veel meer dan de reële waarde van de knowhow. Er was dus geen sprake van een eenzijdige bevoordeling van verzoekster, zodat niet was voldaan aan de voorwaarde voor toepassing van artikel 87, lid 1, EG.

Verder stelt verzoekster dat de Commissie niet aannemelijk heeft gemaakt dat de houding van SKL-M bij het sluiten van de licentie- en samenwerkingsovereenkomst of bij het akkoord tussen verzoekster en de curator van het faillissement van SKL-M in 2000 aan de staat is toe te rekenen.

Voorts heeft verzoekster geen eenzijdige begunstiging gekregen die een concurrentievoordeel zou kunnen opleveren, een voorwaarde om van steun te kunnen spreken. Bovendien heeft de Commissie niet aangetoond dat er sprake is van een ongunstige beïnvloeding van de handel of van een daadwerkelijke of potentiële vervalsing van de mededinging op de markten waarop verzoekster actief is.

Ten slotte stelt verzoekster dat de Commissie de ambtshalve op haar rustende verplichting tot onpartijdig en onvolledig onderzoek van de feiten niet is nagekomen door alleen rekening te houden met de niet-onderbouwde verklaringen van de curator.

____________