Language of document : ECLI:EU:F:2009:59

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Derde kamer)

11 juni 2009

Zaak F‑81/08

Zoe Ketselidou

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Beroep – Arrest van een gemeenschapsrechter – Nieuw wezenlijk feit – Ontbreken”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA en strekkende tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 10 januari 2008 tot afwijzing van verzoeksters verzoek om herziening van de berekening van de pensioenjaren volgende uit de overdracht van de actuariële tegenwaarde van haar in Griekenland verworven pensioenrechten aan de communautaire regeling.

Beslissing: Het beroep wordt kennelijk ongegrond verklaard. Verzoekster zal alle kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Termijnen – Herziening van een definitief geworden administratief besluit

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

2.      Ambtenaren – Beroep – Voorafgaande administratieve klacht – Termijnen – Verval van recht – Heropening – Voorwaarde – Nieuw feit

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

1.      Het bestaan van een nieuw wezenlijk feit kan de indiening rechtvaardigen van een verzoek om herziening van een besluit dat na afloop van de beroepstermijnen definitief is geworden. Het betrokken feit moet een substantiële wijziging kunnen brengen in de situatie van degene die om herziening van dat besluit vraagt. Bovendien moet de betrokkene zijn verzoek binnen een redelijke termijn bij de administratie indienen. Zijn belang om aanpassing van zijn administratieve positie aan een nieuwe regeling te vragen moet in beginsel worden afgewogen tegen het vereiste van rechtszekerheid.

(cf. punten 32‑36)

Referentie:

Hof: 26 september 1985, Valentini/Commissie, 231/84, Jurispr. blz. 3027, punt 14; 13 november 1986, Becker/Commissie, 232/85, Jurispr. blz. 3401, punt 10

Gerecht van eerste aanleg: 22 september 1994, Carrer e.a./Hof van Justitie, T‑495/93, JurAmbt. blz. I‑A‑201 en II‑651, punt 20; 25 maart 1998, Koopman/Commissie, T‑202/97, JurAmbt. blz. I‑A‑163 en II‑511, punt 24; 14 juli 1998, Lebedef/Commissie, T‑42/97, JurAmbt. blz. I‑A‑371 en II‑1071, punt 25; 7 februari 2001, Inpesca/Commissie, T‑186/98, JurAmbt. blz. II‑557, punt 51

Gerecht voor ambtenarenzaken: 16 januari 2007, Genette/Commissie, F‑92/05, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑0000 en II‑A‑1‑0000, punt 62

2.      De vaststelling, bij een arrest van een gemeenschapsrechter, dat een administratief besluit met een algemene strekking in strijd is met het Statuut, kan voor ambtenaren die hebben nagelaten om tijdig gebruik te maken van de door het Statuut geboden beroepsmogelijkheden geen nieuw feit vormen dat een rechtvaardiging oplevert voor de indiening van een verzoek om herziening van individuele besluiten die het tot aanstelling bevoegd gezag met betrekking tot hen heeft genomen.

(cf. punt 47)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 11 juli 1997, Chauvin/Commissie, T‑16/97, JurAmbt. blz. I‑A‑237 en II‑681, punten 39‑45; 9 februari 2000, Gómez de la Cruz Talegón/Commissie, T‑165/97, JurAmbt. blz. I‑A‑19 en II‑79, punt 51