Language of document :

Arrest van het Gerecht van 10 april 2024 – IB/EUIPO

(Zaak T-38/23)1

(„Openbare dienst – Ambtenaren – Volledige en blijvende invaliditeit – Weigering om de invaliditeitsprocedure te hervatten – Artikel 266 VWEU – Besluit dat is vastgesteld ter uitvoering van een arrest van het Gerecht – Maatregelen die nodig zijn ter uitvoering van een arrest houdende nietigverklaring – Tuchtprocedure – Herroeping – Aansprakelijkheid”)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: IB (vertegenwoordiger: N. de Montigny, advocate)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: A. Lukošiūtė, E. Lekan en D. Botis, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur, advocaat)

Voorwerp

Met zijn beroep krachtens artikel 270 VWEU vordert verzoeker in wezen, ten eerste, nietigverklaring van het besluit van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 11 april 2022 dat is vastgesteld ter uitvoering van het arrest van 13 oktober 2021 IB/EUIPO (T-22/20, EU:T:2021: 689) en, voor zover nodig, van het besluit van 2 november 2022 tot afwijzing van de klacht tegen het besluit van 11 april 2022, ten tweede, primair, vergoeding van de als gevolg van dat besluit geleden schade of, subsidiair, het EUIPO te gelasten de invaliditeitsprocedure te hervatten en, ten derde, ambtshalve aanwijzing van de derde arts in de invaliditeitscommissie.

Dictum

Het besluit van het Bureau voor de Intellectuele Eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 11 april 2022 dat is vastgesteld ter uitvoering van het arrest van 13 oktober 2021, IB/EUIPO (T-22/20), wordt nietig verklaard.

Het EUIPO wordt veroordeeld tot betaling aan IB van een bedrag van 4 000 EUR wegens geleden immateriële schade.

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

EUIPO draagt haar eigen kosten alsmede die van IB en de bedragen die ter zake van de rechtsbijstand door de kas van het Gerecht zijn voorgeschoten.

____________

1     PB C 223 van 26.6.2023.