Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny (Polen) op 21 december 2020 – W.G. / Dyrektor Izby Skarbowej w L.

(Zaak C-697/20)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Naczelny Sąd Administracyjny

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: W.G.

Verwerende partij: Dyrektor Izby Skarbowej w L.

Prejudiciële vragen

Moeten de bepalingen van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde1 , en met name de artikelen 9, 295 en 296 ervan, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen de nationale praktijk die op grond van artikel 15, leden 4 en 5, van de ustawa o podatku od towarów i usług (wet inzake de belasting op goederen en diensten) van 11 maart 2004 (Dz. U. 2011, nr. 177, volgnr. 1054, zoals gewijzigd) is ontstaan en die de mogelijkheid uitsluit om echtgenoten die in het kader van een landbouwbedrijf een landbouwactiviteit uitoefenen onder gebruikmaking van hun gemeenschappelijke huwelijksvermogen als afzonderlijke btw-plichtigen aan te merken?

Is het voor het antwoord op de eerste vraag van belang dat volgens de nationale praktijk de keuze van een van de echtgenoten voor belasting van de uitgeoefende activiteit krachtens de algemene btw-regeling tot gevolg heeft dat de andere echtgenoot de status van forfaitair belaste landbouwer verliest?

Is het voor het antwoord op de eerste vraag relevant dat het vermogen dat door elk van de echtgenoten op zelfstandige en onafhankelijke wijze ten behoeve van de uitgeoefende economische activiteit wordt gebruikt, duidelijk kan worden onderscheiden?

____________

1 PB 2006, L 347, blz. 1.