Language of document :

Beroep ingesteld op 21 december 2011 - Italië/Commissie

(Zaak T-661/11)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Italiaanse Republiek (vertegenwoordiger: G. Aiello, avvocato dello Stato)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De Italiaanse Republiek verzoekt het Gerecht:

beschikking C(2011) 7105 def. van de Commissie van 14 oktober 2011 nietig te verklaren voor zover daarbij bepaalde in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) verrichte uitgaven van communautaire financiering worden uitgesloten en ten laste van de begroting van de Italiaanse Republiek worden gebracht.

Middelen en voornaamste argumenten

De beschikking waartegen in de onderhavige zaak wordt opgekomen, vloeit voort uit twee door de Commissie voor de melkprijsjaren 2003/2004, 2004/2005, 2005/2006 en 2006/2007 gelaste onderzoeken en voorziet in dit verband in een financiële correctie ten laste van Italië ten belope van in totaal 85.625.455 EUR.

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster aan:

a)    schending en/of onjuiste toepassing van artikel 11 van verordening (EG) nr. 885/20062 en van de Richtsnoeren voor de berekening van de financiële consequenties bij de voorbereiding van de beschikking inzake de goedkeuring van de rekeningen in het kader van het EOGFL, afdeling Garantie (document VI/5330/97), vastgesteld op 23 december 1997, alsmede schending van artikel 230 EG-Verdrag wegens misbruik van bevoegdheid

In dit verband wordt verklaard dat de toepassing van de forfaitaire correctie in het onderhavige geval dient te worden veroordeeld, omdat het mogelijk was naar aanleiding van de verrichte controles - zij het in een aantal gevallen met enige vertraging - eventuele "te lage aangiften" vast te stellen, de auteurs van die onjuiste aangiften sancties op te leggen, aldus de eventueel nog verschuldigde extra heffing in te vorderen en op die manier te voorkomen dat de communautaire schatkist economische schade lijdt door een onderwaardering van de verschuldigde inkomsten.

b)    schending en/of onjuiste toepassing van de artikelen 21 en 22, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 595/2004 van 30 maart 2004

Dienaangaande wordt gesteld dat de op de controles bij de kopers toepasselijke regeling niet alleen voorziet in controle van een bepaald aantal kopers, maar ook in controle van een bepaald percentage van de melk. De controles moeten aldus betrekking hebben op ten minste 40 % van de voor het betrokken tijdvak aangegeven hoeveelheid melk vóór correctie. Het is immers overduidelijk dat het risico voor het financieringsstelsel van het EOGFL nauw verband houdt met de totale hoeveelheid melk die in elke lidstaat wordt geproduceerd. Het is juist met betrekking tot deze hoeveelheid dat het gevaar van schade voor de communautaire schatkist ten gevolge van het niet betalen van de extra heffing moet worden beoordeeld.

c)    schending en/of onjuiste toepassing van artikel 11 van de reeds aangehaalde verordening (EG) nr. 885/2006 en van de Richtsnoeren voor de berekening van de financiële consequenties bij de voorbereiding van de beschikking inzake de goedkeuring van de rekeningen in het kader van het EOGFL, afdeling Garantie (document VI/5330/97), vastgesteld op 23 december 1997, alsmede schending van het evenredigheidsbeginsel en schending van artikel 230 EG-Verdrag wegens misbruik van bevoegdheid

Volgens verzoekster heeft de Commissie het percentage van de forfaitaire correctie als raming van de mogelijke overschrijding van het quotum en van de dienovereenkomstige heffing gebruikt, en deze overschrijding bij de overschrijding van het nationale productiequotum gevoegd en ze over de verschillende aan de controles voor het afsluiten van de rekeningen onderworpen regio's omgeslagen. Bij een dergelijke aanpak komt het begrip forfaitaire correctie echter neer op willekeur en is er bijgevolg sprake van schending van het evenredigheidsbeginsel.

d)    ten slotte, schending en/of onjuiste toepassing van artikel 253 EG-Verdrag wegens ontbreken van motivering of ontoereikende motivering

____________

1 - Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen en andere instanties en de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het ELFPO (PB L 171, blz. 90-110).

2 - Verordening (EG) nr. 595/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB 94, blz. 22-32).