Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 9 februari 2006 door Britannia Alloys & Chemicals Ltd. tegen het arrest 29 november 2005 in zaak T-33/02, Britannia Alloys & Chemicals Ltd. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak C-76/06)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Britannia Alloys & Chemicals Ltd. (vertegenwoordigers: S. Mobley, H. Bardell en M. Commons, Solicitors)

Andere partij in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van rekwirante

i. het arrest te vernietigen voorzover daarbij het door Britannia tegen de beschikking ingestelde beroep wordt verworpen;

ii. artikel 3 van de beschikking nietig te verklaren voorzover dit Britannia betreft;

iii. subsidiair aan punt ii: artikel 3 van de beschikking voorzover dit Britannia betreft, aldus te wijzigen dat de aan Britannia opgelegde geldboete nietig wordt verklaard dan wel aanzienlijk wordt verlaagd;

iv. subsidiair aan de punten ii en iii: de zaak terug te wijzen naar het Gerecht van eerste aanleg opdat dit laatste uitspraak doet overeenkomstig de door het Hof van Justitie vastgestelde rechtspunten;

v. in elk geval de Commissie te verwijzen in de eigen kosten en die van Britannia met betrekking tot de procedure voor het Gerecht van eerste aanleg en voor het Hof van Justitie.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante voert aan dat:

1. het Gerecht van eerste aanleg artikel 15, lid 2, van verordening nr. 17/62/EEG (hierna: ,,verordening 17")1 heeft geschonden door te oordelen dat de Commissie bij de berekening van de maximumgrens van 10 % van de omzet van Britannia bedoeld in artikel 15, lid 2, terecht is uitgegaan van het op 30 juni 1996 eindigende boekjaar in plaats van het aan de vaststelling van de beschikking voorafgaande boekjaar.

2. het Gerecht van eerste aanleg het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden door

a. de door de Commissie toegepaste discriminatie tussen ondernemingen die in wezen in dezelfde situatie verkeren, te handhaven door het toepassen van de maximumgrens van 10 % van de omzet op, in het geval van Britannia, het laatste jaar van wat de Commissie een ,,normale economische activiteit" acht, en, in het geval van alle andere ondernemingen tot welke de beschikking was gericht, het aan de beschikking voorafgaande boekjaar, en

b. het handhaven van de beschikking van de Commissie die Britannia discrimineert met betrekking tot het jaar waarop de maximumgrens van 10 % van de omzet van toepassing is, in vergelijking met haar praktijk in andere, direct vergelijkbare zaken;

3. het Gerecht van eerste aanleg het rechtszekerheidsbeginsel heeft geschonden door:

a. te handhaven het gebruik door de Commissie van een ander jaar dan het voorafgaande boekjaar bij de toepassing van de maximumgrens van artikel 15, lid 2, van verordening 17; er moet zekerheid bestaan over het maximumbedrag van de boete die kan worden opgelegd; en

b. artikel 15, lid 2, van verordening 17 aldus uit te leggen dat een boete wordt opgelegd die niet overeenkomt met de boete die vaststond toen de inbreuk werd begaan, waardoor fundamentele rechten van ondernemingen worden geschonden.

____________

1 - EEG Raad: Verordening nr. 17: Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag, PB 13, van 21 februari 1962, blz. 204-211.