Language of document : ECLI:EU:T:2015:517

Zaak T‑485/11

(gedeeltelijke publicatie)

Akzo Nobel NV

en

Akcros Chemicals Ltd

tegen

Europese Commissie

„Mededinging – Mededingingsregelingen – Europese markten van hittestabilisatoren – Beschikking houdende vaststelling van een inbreuk op artikel 81 EG en op artikel 53 van de EER-Overeenkomst – Inbreuk gepleegd door een gemeenschappelijke dochteronderneming – Geldboeten – Hoofdelijke aansprakelijkheid van de dochteronderneming en van de moedermaatschappijen – Tienjarige verjaring voor een van de moedermaatschappijen – Nieuw besluit – Vermindering van het bedrag van de geldboete voor een van de moedermaatschappijen – Toerekening van de verplichting tot betaling van het verminderde bedrag aan de dochteronderneming en aan de andere moedermaatschappij – Rechten van de verdediging”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 15 juli 2015

1.      Mededinging – Administratieve procedure – Mededeling van punten van bezwaar – Vereiste inhoud – Eerbiediging van de rechten van de verdediging – Draagwijdte

(Art. 101 VWEU en 102 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 27, lid 1)

2.      Mededinging – Administratieve procedure – Eerbiediging van de rechten van de verdediging – Termijn die onverenigbaar is met de eerbiediging van de rechten van de verdediging – Ontoelaatbaarheid

(Art. 81 EG; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 27, lid 1)

3.      Mededinging – Geldboeten – Hoofdelijke aansprakelijkheid voor de betaling – Vaststelling van het gedeelte van de geldboete dat door de hoofdelijke medeschuldenaars moet worden betaald – Bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties

(Art. 81, lid 1, EG; verordening nr. 1/2003 van de Raad art. 23, leden 2 en 3, en 31)

4.      Mededinging – Administratieve procedure – Verjaring van het recht van vervolging – Schorsing – Beschikking van de Commissie die het onderwerp vormt van een procedure bij het Hof van Justitie – Draagwijdte – Schorsende werking erga omnes – Daarvan uitgesloten

(Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, 25, leden 3 en 6, en 26, lid 2; algemene beschikking nr. 715/78, art. 2, 3 en 4, lid 2)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 66, 67)

2.      Op het gebied van het mededingingsrecht van de Unie eist de eerbieding van de rechten van de verdediging dat de onderneming die het voorwerp van een onderzoek is, tijdens de administratieve procedure in staat is naar behoren haar standpunt kenbaar te maken over de juistheid en de relevantie van de gestelde feiten en over de stukken op basis waarvan de Commissie heeft gesteld dat een inbreuk op het Verdrag is gepleegd. In dit verband moet de termijn die aan de onderneming wordt verleend om haar opmerkingen te maken, verenigbaar zijn met de eerbiediging van de rechten van de verdediging.

Bijgevolg is er sprake van schending van de rechten van de verdediging en moet een besluit van de Commissie dus nietig worden verklaard wanneer de verzoekende partijen genoegzaam aantonen, niet dat het bestreden besluit zonder die procedurele onregelmatigheid – te weten indien zij over een voldoende lange termijn hadden beschikt om hun standpunt kenbaar te maken – een andere inhoud zou hebben gehad, maar dat zij zich zonder die onregelmatigheid beter hadden kunnen verdedigen. Daarvoor dient te worden uitgegaan van het tijdstip van de administratieve procedure die tot de vaststelling van het bestreden besluit heeft geleid.

(cf. punten 68, 71, 72, 77, 82)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 74, 75)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 80)