Language of document : ECLI:EU:C:2007:132

Zaak C‑292/04

Wienand Meilicke e.a.

tegen

Finanzamt Bonn-Innenstadt

(verzoek van het Finanzgericht Köln om een prejudiciële beslissing)

„Inkomstenbelasting – Belastingkrediet voor door ingezeten vennootschappen uitgekeerde dividenden – Artikelen 56 EG en 58 EG – Beperking in tijd van werking van arrest”

Samenvatting van het arrest

1.        Vrij verkeer van kapitaal – Beperkingen

(Art. 56 EG en 58 EG)

2.        Prejudiciële vragen – Uitlegging – Werking in tijd van uitleggingsarresten

(Art. 234 EG)

1.        De artikelen 56 EG en 58 EG moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een belastingregeling krachtens welke een in een lidstaat onbeperkt belastingplichtige aandeelhouder bij de uitkering van dividenden door een kapitaalvennootschap een belastingkrediet ontvangt dat wordt berekend op basis van het voor de uitgekeerde winst geldende vennootschapsbelastingtarief, wanneer de uitkerende vennootschap in dezelfde lidstaat is gevestigd, maar niet wanneer zij in een andere lidstaat is gevestigd.

Een dergelijke belastingregeling vormt een beperking van het vrije verkeer van kapitaal, omdat zij in de betrokken lidstaat onbeperkt belastingplichtige personen ervan kan weerhouden hun kapitaal te beleggen in vennootschappen die in andere lidstaten zijn gevestigd; zij kan ook restrictieve gevolgen hebben voor die vennootschappen, omdat zij deze verhindert in de betrokken lidstaat kapitaal bijeen te brengen.

Hoewel deze belastingregeling berust op een verband tussen het fiscale voordeel en de compenserende heffing, doordat daarin wordt bepaald dat het aan de in de betrokken lidstaat onbeperkt belastingplichtige aandeelhouder toegekende belastingkrediet wordt berekend op basis van de vennootschapsbelasting die de in deze lidstaat gevestigde vennootschap verschuldigd is over de door haar uitgekeerde winst, is zij niet noodzakelijk om de samenhang van het nationale belastingstelsel te bewaren. Gelet op de doelstelling van vermijding van dubbele belasting op vennootschapswinst die in de vorm van dividenden wordt uitgekeerd, zou de samenhang van de nationale belastingregeling namelijk niet in gevaar worden gebracht door aan een in de betrokken lidstaat onbeperkt belastingplichtige aandeelhouder die aandelen van een in een andere lidstaat gevestigde vennootschap bezit, een belastingkrediet toe te kennen dat zou worden berekend op basis van de vennootschapsbelasting die deze vennootschap in laatstgenoemde lidstaat is verschuldigd, en zou dit voor het vrije verkeer van kapitaal een minder restrictieve maatregel zijn.

De derving van fiscale inkomsten uit dividenden van in andere lidstaten gevestigde vennootschappen kan niet worden aangemerkt als een dwingende reden van algemeen belang die kan worden ingeroepen ter rechtvaardiging van een maatregel die in beginsel in strijd is met een fundamentele vrijheid.

(cf. punten 20, 23‑24, 28‑29, 30‑31 en dictum)

2.        Bij de uitoefening van de hem krachtens artikel 234 EG verleende bevoegdheid kan het Hof slechts bij uitzondering op grond van een aan de communautaire rechtsorde inherent algemeen beginsel van rechtszekerheid aanleiding vinden om beperkingen te stellen aan de mogelijkheid voor iedere belanghebbende, met een beroep op een door het Hof uitgelegde bepaling te goeder trouw tot stand gekomen rechtsbetrekkingen opnieuw aan de orde te stellen. Een dergelijke beperking kan slechts worden aangebracht in het arrest waarin de gevraagde uitlegging wordt gegeven. De werking in de tijd van de aan het Hof gevraagde uitlegging van een bepaling van gemeenschapsrecht dient namelijk noodzakelijkerwijs op één enkel tijdstip te worden vastgesteld. In dit verband waarborgt het beginsel dat een beperking slechts kan worden aangebracht in het arrest waarin de gevraagde uitlegging wordt gegeven, de gelijke behandeling van de lidstaten en de andere justitiabelen ten aanzien van dat recht, en voldoet het daarmee aan de uit het rechtszekerheidsbeginsel voortvloeiende vereisten.

(cf. punten 34‑37)