Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State (België) op 29 april 2021 – Secrétariat général de l’Enseignement catholique ASBL (SeGEC), Fédération des Établissements libres subventionnés indépendants ASBL (FELSI), Groupe scolaire Don Bosco à Woluwe-Saint-Lambert ASBL, École fondamentale libre de Chênée ASBL, Collège Saint-Guibert de Gembloux ASBL, Collège Saint-Benoit de Maredsous ASBL, Pouvoir organisateur des Centres PMS libres à Woluwe ASBL/ Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR), Nationale Bank van België

(Zaak C-277/21)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Secrétariat général de l’Enseignement catholique ASBL (SeGEC), Fédération des Établissements libres subventionnés indépendants ASBL (FELSI), Groupe scolaire Don Bosco à Woluwe-Saint-Lambert ASBL, École fondamentale libre de Chênée ASBL, Collège Saint-Guibert de Gembloux ASBL, Collège Saint-Benoit de Maredsous ASBL, Pouvoir organisateur des Centres PMS libres à Woluwe ASBL

Verwerende partijen: Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR), Nationale Bank van België

Prejudiciële vragen

Moet punt 20.309, onder h), van bijlage A bij verordening nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie1 aldus worden uitgelegd dat een regeling waarbij een overheid die bevoegd is op het gebied van onderwijsactiviteiten:

de studieprogramma’s goedkeurt;

regels vaststelt voor de structuur van de studies alsmede voor de prioritaire en bijzondere opdrachten, voorziet in een controle van de inschrijving- en uitsluitingsvoorwaarden, van de besluiten van de klassenraden en van de financiële bijdrage, de hergroeperingen van de schoolinrichtingen binnen de gestructureerde netten regelt en vereist dat opvoedkundige, pedagogische en inrichtingsprojecten worden ontwikkeld;

controles en inspecties uitvoert die in het bijzonder betrekking hebben op de onderwezen vakken, het onderwijspeil en de van toepassing zijnde taalwetten, met uitzondering van de opvoedkundige methoden, en

per klas, afdeling, niveau of andere onderverdelingen, behoudens ministeriële vrijstelling, een minimumaantal leerlingen oplegt,

als „buitensporig” in de zin van deze bepaling worden aangemerkt, en wel dermate dat deze regeling het algemene beleid of programma van de instellingen die de betrokken activiteiten uitoefenen, feitelijk dicteert of bindt?

Moet punt 20.15 van bijlage A bij dezelfde verordening aldus worden uitgelegd dat onder het begrip ‚algemene regeling’ ook specifieke regels vallen die een ‚statuut’ vormen dat van toepassing is op de personeelsleden van instellingen zonder winstoogmerk die in het onderwijs actief zijn en wier bezoldiging wordt gefinancierd door de overheid?

____________

1 PB 2013, L 174, blz. 1.