Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 25 november 2013 door Compañía Española de Petróleos (CEPSA), S.A. tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 16 september 2013 in zaak T-497/07, CEPSA/Commissie

(Zaak C-608/13 P)

Procestaal: Spaans

Partijen

Rekwirante: Compañía Española de Petróleos (CEPSA), S.A. (vertegenwoordigers: O. Armengol i Gasull en J. M. Rodríguez Cárcamo, abogados)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

de hogere voorziening toe te wijzen en de zaak niet terug te wijzen naar het Gerecht, maar zelf af te doen;

het bestreden arrest te vernietigen voor zover in punt 1 van het dictum het beroep tot nietigverklaring van CEPSA wordt verworpen en in punt 3 van het dictum CEPSA wordt verwezen in de kosten, maar punt 2 van het dictum te handhaven, in welk punt de vordering van de Commissie wordt afgewezen, en dus beschikking C(2007) 4441 def. van 3 oktober 2007 in een procedure op grond van artikel 81 [EG] [zaak COMP/38.710 – Bitumen (Spanje)] te wijzigen en de hoogte van de geldboete te verlagen met het door het Hof redelijk geachte bedrag;

de Europese Commissie te verwijzen in de kosten van de hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Onjuiste rechtsopvatting (artikel 263, tweede alinea, VWEU juncto artikel 3 van verordening nr. 1 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap1 ): wanneer de op een mededingingszaak betrekking hebbende mededeling van punten van bezwaar niet conform de taalregeling is geschied, is er volgens rekwirante sprake van schending van een wezenlijk vormvoorschrift, zodat het uiteindelijke besluit in die zaak nietig moet worden verklaard, ook al wordt daardoor geen afbreuk gedaan aan de rechten van de verdediging van de onderneming. Aangezien in het bestreden arrest de litigieuze beschikking niet nietig is verklaard, zoals door rekwirante was gevorderd, heeft het Gerecht inbreuk gemaakt op artikel 263, tweede alinea, VWEU juncto artikel 3 van verordening nr. 1 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap.

Ernstige verdraaiing van de feiten: volgens het arrest heeft rekwirante uit vrije wil geaccepteerd dat de mededeling van punten van bezwaar haar werd toegezonden in een andere taal dan de hare en werd door de toezending van de mededeling van punten van bezwaar in die taal geen afbreuk gedaan aan haar recht van verdediging.

Onjuiste rechtsopvatting (schending van het evenredigheidsbeginsel): in het arrest is geen rekening gehouden met het feit dat de productie en distributie van penetratiebitumen maar een heel klein deel van de totale omzet was van rekwirante, die als een groep van ondernemingen is aangemerkt. Toepassing van het moeder/dochter-vermoeden sluit niet uit dat het evenredigheidsbeginsel wordt toegepast overeenkomstig ’s Hofs vaste rechtspraak (arrest Parker Pen2 ).

Onjuiste rechtsopvatting [artikel 31 van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag3 , waaraan artikel 261 VWEU ten grondslag ligt]: het Gerecht wilde niet nagaan of de vertraging die plaatsvond bij het wijzen van het bestreden arrest schending opleverde van de redelijke termijn, waardoor er sprake is van schending van artikel 31 van verordening nr. 1/2003, waaraan artikel 261 VWEU ten grondslag ligt.

Onjuiste rechtsopvatting (artikel 41, lid 1, en artikel 47, tweede alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie4 ): het Gerecht was het niet eens met het betoog van CEPSA dat haar zaak niet binnen een redelijke termijn was behandeld ondanks het feit dat zij daar recht op had volgens artikel 41, lid 1, en artikel 47, tweede alinea, van het Handvest en artikel 6, lid 1, EVRM. De onderhavige procedure duurt al langer dan 11 jaar. De procedure voor de Commissie heeft 5 jaar geduurd, en voor het Gerecht is er tussen de afsluiting van de schriftelijke behandeling en de opening van de mondelinge behandeling meer dan 4 jaar verstreken.

Onjuiste rechtsopvatting (artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht): het Gerecht verwees rekwirante in alle uit het beroep tot nietigverklaring voortvloeiende kosten, hoewel de vordering van de Commissie ook werd afgewezen in het dictum van het arrest van het Gerecht. Het bestreden arrest is dus niet in overeenstemming met de in artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering opgenomen regeling met betrekking tot de verwijzing in de kosten.

____________

____________

1     PB 17 van 6.10.1958, blz. 385.

2     Arrest van het Gerecht van 14 juli 1994, Parker Pen/Commissie, T-77/92, Jurispr. blz. II-549, punten 94 en 95.

3     PB 2003, L 1, blz. 1.

4     PB 2000, C 364, blz. 1.