Language of document :

Arrest van het Hof (Negende kamer) van 18 april 2024 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof - Duitsland) – M-GbR / Finanzamt O

[Zaak C-68/231 , Finanzamt O (Vouchers voor enkelvoudig gebruik)]

[Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikelen 30 bis en 30 ter – Vouchers die langs elektronische weg worden geleverd – Vouchers voor enkelvoudig gebruik en vouchers voor meervoudig gebruik – Tegoedkaarten of vouchercodes voor de aankoop van digitale inhoud, met een landencode die de digitale inhoud alleen in de desbetreffende lidstaat toegankelijk maakt]

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesfinanzhof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: M-GbR

Verwerende partij: Finanzamt O

Dictum

Artikel 30 bis en artikel 30 ter, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, zoals gewijzigd bij richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad van 5 december 2017,

moeten aldus worden uitgelegd dat

de kwalificatie van een voucher als „voucher voor enkelvoudig gebruik” in de zin van artikel 30 bis, punt 2, van richtlijn 2006/112, zoals gewijzigd, uitsluitend afhangt van de in die bepaling gestelde voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat de plaats van de voor eindverbruikers bestemde dienst waarop deze voucher betrekking heeft, bekend is bij uitgifte van die voucher, ongeacht of die voucher wordt overgedragen tussen belastingplichtigen die in eigen naam handelen en die gevestigd zijn op het grondgebied van andere lidstaten dan die waar deze eindverbruikers zich bevinden.

Artikel 30 ter, lid 2, van richtlijn 2006/112, zoals gewijzigd bij richtlijn 2017/2455,

moet aldus worden uitgelegd dat

de wederverkoop door een belastingplichtige van „vouchers voor meervoudig gebruik” in de zin van artikel 30 bis, punt 3, van richtlijn 2006/112, zoals gewijzigd, aan de belasting over de toegevoegde waarde kan worden onderworpen, op voorwaarde dat deze wederverkoop wordt gekwalificeerd als een dienstverrichting ten behoeve van de belastingplichtige die, als tegenprestatie voor deze vouchers, de goederen feitelijk aan de eindverbruiker overhandigt of de diensten feitelijk voor de eindverbruiker verricht.

____________

1 PB C 179 van 22.5.2023.