Language of document : ECLI:EU:C:2012:640

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

18 oktober 2012 (*)

„Niet-nakoming – Ontvankelijkheid – Verordening nr. 1234/2007 – Artikel 115 – Bijlage XV – Punt I, lid 2 – Aanhangsel bij bijlage XV – Deel A – Verkoopbenamingen ‚boter’ en ‚melkvetproduct’ – Verkoopbenaming ‚pomazánkové máslo’ (smeerbare boter) – Lijst van afwijkingen”

In zaak C‑37/11,

betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 258 VWEU, ingesteld op 25 januari 2011,

Europese Commissie, vertegenwoordigd door Z. Malůšková en H. Tserepa-Lacombe als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

tegen

Tsjechische Republiek, vertegenwoordigd door M. Smolek, T. Müller en J. Očková als gemachtigden,

verweerster,

wijst

HET HOF (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: A. Tizzano, waarnemend voor de president van de Eerste kamer, A. Borg Barthet, E. Levits (rapporteur), J.‑J. Kasel en M. Safjan, rechters,

advocaat-generaal: P. Mengozzi,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        De Europese Commissie verzoekt het Hof vast te stellen dat de Tsjechische Republiek, door het product „pomazánkové máslo” in artikel 1, lid 2, sub q, van het besluit van het ministerie van Landbouw nr. 77/2003 van 6 maart 2003 te omschrijven als een zuivelproduct dat is vervaardigd op basis van met poedermelk of karnemelk verrijkte aangezuurde room, met een melkvetgehalte van 31 of meer gewichtspercenten en een gehalte aan droge stof van 42 of meer gewichtspercenten, en door toe te staan dat een dergelijk product onder de verkoopbenaming „pomazánkové máslo” in de handel wordt gebracht, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 115 van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (PB L 299, blz. 1, en rectificatie in PB 2009, L 144, blz. 27), gelezen in samenhang met punt I, lid 2, eerste en tweede alinea, van bijlage XV bij deze verordening en deel A, punten 1 en 4, van het aanhangsel bij deze bijlage.

 Toepasselijke bepalingen

 Wettelijke regeling van de Unie

2        Verordening nr. 1234/2007 heeft verordening (EG) nr. 2991/94 van de Raad van 5 december 1994 tot vaststelling van normen voor smeerbare vetproducten (PB L 316, blz. 2) vervangen en alle bepalingen ervan overgenomen. Bij verordening nr. 1234/2007 zijn de regels vastgesteld met betrekking tot het gebruik van de verkoopbenaming voor boter en andere smeerbare vetproducten.

3        Artikel 115 van deze verordening, met als opschrift „Handelsnormen voor smeerbare vetproducten”, bepaalt:

„[...] [D]e in bijlage XV vastgestelde normen zijn van toepassing op de volgende producten die een vetgehalte van minstens 10 maar minder dan 90 gewichtspercenten hebben en voor menselijke consumptie bestemd zijn:

a)      melkvetten van de GN-codes 0405 en ex 2106;

[...]”

4        Artikel 121, sub c, van verordening nr. 1234/2007 bepaalt:

„De Commissie stelt voor dit hoofdstuk uitvoeringsbepalingen vast, die met name betrekking hebben op:

[...]

c)      wat betreft de normen voor smeerbare vetproducten als bedoeld in artikel 115:

i)      een lijst van de in de derde alinea, sub a, van punt I.2 van bijlage XV bedoelde producten, aan de hand van de door de lidstaten aan de Commissie toegezonden lijsten,

[...]”

5        Wat de verkoopbenamingen betreft, preciseert punt I, lid 2, eerste en tweede alinea, van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007:

„Onverminderd punt II, 2, en punt III, 2 en 3, van deze bijlage zijn de verkoopbenamingen van [de smeerbare melkvetproducten] die welke in het aanhangsel zijn vermeld.

De verkoopbenamingen van het aanhangsel zijn uitsluitend bestemd voor de daarin omschreven producten.”

6        Deel A van het aanhangsel bij bijlage XV van verordening nr. 1234/2007 omschrijft boter als een „product met een melkvetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 % en een gehalte aan water van ten hoogste 16 % en aan droge en vetvrije, van melk afkomstige stof van ten hoogste 2 %”, en melkvetproduct X % als een „product met de volgende melkvetgehalten”, te weten „minder dan 39 %”, „meer dan 41 % en minder dan 60 %” en „meer dan 62 % en minder dan 80 %”.

7        Punt I, lid 2, derde alinea, van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007 bepaalt:

„Deze paragraaf is echter niet van toepassing op:

a)      de benaming van producten waarvan de precieze aard op grond van traditioneel gebruik duidelijk is en/of wanneer duidelijk is dat de benaming bedoeld is om een kenmerkende eigenschap van het product te omschrijven,

[...]”

8        Verordening (EG) nr. 445/2007 van de Commissie van 23 april 2007 houdende enkele toepassingsbepalingen van verordening nr. 2991/94 en van verordening (EEG) nr. 1898/87 van de Raad betreffende de bescherming van de benaming van melk en zuivelproducten bij het in de handel brengen (PB L 106, blz. 24), is in de plaats gekomen van verordening (EG) nr. 577/97 van de Commissie van 1 april 1997 houdende enkele toepassingsbepalingen van verordening nr. 2991/94 en van verordening nr. 1898/87 (PB L 87, blz. 3). Deze verordening bevat in bijlage I de lijst van producten die in aanmerking komen voor de afwijking als bedoeld in punt I, lid 2, derde alinea, sub a, van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007.

 Tsjechische wettelijke regeling

9        Bij besluit nr. 77/2003 zijn de vereisten vastgesteld die gelden voor melk, zuivelproducten, roomijs en eetbare oliën en vetten.

10      Artikel 1, lid 2, van dit besluit luidt:

„Voorts wordt in dit besluit verstaan onder:

[...]

q)      ‚smeerbare boter’: een zuivelproduct dat is vervaardigd op basis van met poedermelk of karnemelk verrijkte aangezuurde room, met een melkvetgehalte van 31 of meer gewichtspercenten en een gehalte aan droge stof van 42 of meer gewichtspercenten”.

 Voorgeschiedenis van het geding en precontentieuze procedure

11      Pomazánkové máslo („smeerbare boter”) is een soortgelijk product als boter, dat wordt gebruikt als smeerpasta maar ook om room, smeerpasta’s en pasta’s te bereiden.

12      Pomazánkové máslo heeft een vetgehalte van minimaal 31 gewichtspercenten, een gehalte aan droge stof van minimaal 42 % en een vochtgehalte van maximaal 58 %.

13      Gelet op deze kenmerken voldoet pomazánkové máslo niet aan de vereisten die bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007 stelt om in de handel te worden gebracht onder de verkoopbenaming „boter”.

14      Na de afwijzing van haar eerste verzoek om voor pomazánkové máslo de afwijking toe te staan waarin punt I, lid 2, derde alinea, sub a, van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007 voorziet, deelde de Tsjechische Republiek de Commissie mee dat zij afzag van opneming van het product in de bijlage bij verordening nr. 577/97. Deze lidstaat diende niettemin een nieuw verzoek in op 14 maart 2007. Pomazánkové máslo is evenwel niet in de lijst in de bijlage bij deze verordening opgenomen.

15      Aangezien de Tsjechische Republiek haar wettelijke regeling niet had gewijzigd, heeft de Commissie haar een op 6 juni 2008 gedateerde aanmaningsbrief doen toekomen, waarin zij de Tsjechische Republiek eraan herinnerde dat pomazánkové máslo, wegens een melkvetgehalte van slechts 31 %, niet in de handel kon worden gebracht onder de benaming „máslo” („boter”) maar overeenkomstig het aanhangsel bij bijlage XV van verordening nr. 1234/2007 „mléčná pomazánka X %” (melkvetproduct X %) moest worden genoemd.

16      In haar antwoord van 6 augustus 2008 op die aanmaningsbrief erkende de Tsjechische Republiek dat pomazánkové máslo weliswaar niet aan het criterium van een melkvetgehalte van minimaal 80 % voldeed, maar stelde zij dat de consument dit product duidelijk kon onderscheiden van boter en dat het betrokken product automatisch in aanmerking kwam voor de afwijking als bedoeld in punt I, lid 2, derde alinea, sub a, van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007, zonder dat de Commissie een uitvoeringsbepaling in die zin hoefde vast te stellen.

17      Bij schrijven van 3 november 2009 deed de Commissie die lidstaat een met redenen omkleed advies toekomen, waarin zij de argumenten van die lidstaat weerlegde en hem verzocht om binnen twee maanden na de ontvangst ervan aan dit advies te voldoen.

18      In dit met redenen omkleed advies wees de Commissie met name op het feit dat verordening nr. 445/2007 op dwingende wijze bepaalt wanneer de afwijking van punt I, lid 2, derde alinea, sub a, van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007 kan worden toegepast, zodat deze bepaling niet impliciet kan worden toegepast. Voorts benadrukte de Commissie dat de Tsjechische Republiek nooit was opgekomen – binnen de daartoe gestelde beroepstermijnen – tegen de afwijzing van haar verzoek om pomazánkové máslo in de lijst in bijlage I bij verordening nr. 445/2007 op te nemen. Dit besluit was bijgevolg niet meer vatbaar voor herziening.

19      In haar antwoord van 22 december 2009 betoogde de Tsjechische Republiek dat punt I, lid 2, derde alinea, sub a, van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007 een rechtstreeks toepasselijke bepaling is waarop een beroep kan worden gedaan voor ieder product dat de criteria van de bij deze bepaling vastgestelde afwijking vervult, zonder dat de Commissie hoeft op te treden. Deze lidstaat was in dit opzicht van mening dat pomazánkové máslo voldeed aan alle criteria in kwestie.

20      Aangezien de Commissie geen genoegen nam met dat antwoord, heeft zij dit beroep ingesteld.

 Beroep

 Argumenten van partijen

21      De Commissie verwijt de Tsjechische Republiek primair schending van punt I, lid 2, van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007, gelezen in samenhang met deel A, punten 1 en 4, van het aanhangsel bij deze bijlage.

22      Aangezien pomazánkové máslo geen melkvetgehalte van minimaal 80 gewichtspercenten en evenmin een vochtgehalte van maximaal 16 % heeft, kan het niet in de handel worden gebracht onder een verkoopbenaming waarin het woord „boter” – „máslo” in het Tsjechisch – voorkomt.

23      Door toe te staan dat voor het betrokken smeerbare vetproduct de benaming „boter” wordt gebruikt, brengt de Tsjechische wettelijke regeling de doelstellingen van verordening nr. 1234/2007 in gevaar. Deze verordening strekt ertoe elke verwarring bij de consument met betrekking tot het product dat hij koopt te voorkomen en een eerlijke concurrentie te verzekeren.

24      Overeenkomstig punt I, lid 2, eerste alinea, van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007, gelezen in samenhang met deel A, punt 4, van het aanhangsel bij deze bijlage, had dit product onder de verkoopbenaming „melkvetproduct X %” in de handel moeten worden gebracht.

25      Bovendien benadrukt de Commissie dat een product dat niet voldoet aan de criteria van punt I, lid 2, van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007, gelezen in samenhang met deel A, punt 1, van het aanhangsel bij deze bijlage, enkel onder de benaming „boter” in de handel kan worden gebracht indien het in bijlage I bij verordening nr. 445/2007 is opgenomen. Dat is niet het geval voor pomazánkové máslo.

26      Bij schrijven van 23 september 2005 en 27 augustus 2007 is een verzoek daartoe van de Tsjechische Republiek afgewezen, zonder dat deze afwijzing ooit is aangevochten. In die omstandigheden kan deze lidstaat zijn verweer in het kader van dit beroep wegens niet-nakoming niet meer baseren op het argument dat deze afwijzing onrechtmatig was.

27      Subsidiair herinnert de Commissie eraan dat een product in de lijst in de bijlage bij verordening nr. 445/2007 moet zijn opgenomen om in aanmerking te komen voor de afwijking waarin bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007 voorziet. Zoals uit artikel 121, sub c‑i, van deze verordening volgt, vereist een dergelijke opneming dat de Commissie optreedt.

28      De Commissie neemt daartoe de verzoeken van de lidstaten om opneming in ontvangst en zij beslist om het betrokken product al dan niet op te nemen in de lijst waarvan sprake in bijlage XV van verordening nr. 1234/2007. Een product kan in geen geval onder deze afwijking vallen op grond van het loutere feit dat het objectief gezien aan de in punt I, lid 2, van deze bijlage gestelde vereisten voldoet.

29      Dit kan volgens haar hoe dan ook niet het geval zijn voor pomazánkové máslo, aangezien dit product naar zijn aard inzonderheid niet voldoende verschilt van het beschermde product, te weten boter.

30      De Tsjechische Republiek betoogt primair dat dit beroep wegens niet-nakoming niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

31      Volgens de Tsjechische Republiek heeft de Commissie verzuimd om het Comité van beheer als bedoeld in artikel 4 van besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 184, blz. 23) te raadplegen, alvorens haar verzoek om opneming van pomazánkové máslo in de lijst in bijlage bij verordening nr. 445/2007 af te wijzen. De Commissie was verplicht om de procedure tot raadpleging van dit comité in te leiden, daar zij een verzoek van een lidstaat had ontvangen en zij met name niet akkoord ging met dit verzoek.

32      In die omstandigheden gebruikt de Commissie dit beroep om de Tsjechische Republiek haar eigen niet-nakoming tegen te werpen, aangezien daarvoor moet worden beoordeeld of de litigieuze nationale wettelijke regeling in overeenstemming is met een handeling van het recht van de Unie die uit een onrechtmatige gedraging van de Commissie voortvloeit.

33      De Commissie repliceert hierop dat uitsluitend op basis van artikel 258 VWEU moet worden beoordeeld of haar beroep voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden. Verder beoogt haar beroep enkel te verifiëren of de nationale wettelijke regeling strookt met het Unierecht, te weten met punt I, lid 2, van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007, gelezen in samenhang met deel A, punt 1, van het aanhangsel bij deze bijlage.

34      Subsidiair benadrukt de Tsjechische Republiek, wat de gegrondheid van het beroep wegens niet-nakoming betreft, in de eerste plaats dat, anders dan de Commissie stelt, noch de grafische vormgeving van de vermelding pomazánkové máslo, noch een eventuele verstoring van de mededinging relevant zijn.

35      In de tweede plaats heeft deze lidstaat nooit de gelegenheid gehad om op te komen tegen een of ander besluit van de Commissie om pomazánkové máslo niet in de lijst in bijlage bij verordening nr. 445/2007 op te nemen.

36      Enerzijds konden de brieven van de Commissie van 23 september 2005 en 27 augustus 2007 niet als „handelingen” in de zin van artikel 263 VWEU worden aangemerkt. Anderzijds zijn deze handelingen, rekening houdend met de procedurefouten die zijn begaan bij de totstandkoming ervan, noodzakelijkerwijs non-existent.

37      In de derde plaats staat de afwijking inzake de traditionele benaming waarin punt I, lid 2, derde alinea, sub a, van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007 voorziet, op impliciete wijze toe om de benaming „boter” – zonder voorafgaande toelating – te gebruiken, aangezien het litigieuze product voldoet aan het criterium dat in deze bepaling is vastgesteld, te weten het traditionele gebruik van de betrokken benaming. Bijgevolg is de lijst in de bijlage bij verordening nr. 445/2007 niet dwingend.

38      In de vierde plaats betwist de Tsjechische Republiek de wijze waarop de Commissie de criteria voor toepassing van de afwijking waarvan sprake in punt I, lid 2, derde alinea, sub a, van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007 heeft toegepast.

39      De Commissie stelt om te beginnen dat de brieven van 23 september 2005 en 27 augustus 2007 duidelijk vermeldden dat het verzoek om opneming van pomazánkové máslo in de lijst in bijlage bij verordening nr. 445/2007 was afgewezen, zodat deze brieven handelingen waren waartegen beroep kon worden ingesteld in de zin van artikel 263 VWEU.

40      Vervolgens betoogt de Commissie dat zij niet verplicht was om de in de artikelen 4 en 7 van besluit 1999/468 bedoelde beheersprocedure in te leiden, aangezien zij reeds een besluit had genomen om pomazánkové máslo niet in die lijst op te nemen.

41      Ten slotte herinnert zij eraan dat de afwijking als bedoeld in punt I, lid 2, derde alinea, sub a, van bijlage XV van verordening nr. 1234/2007 niet kan gelden voor producten die producten waarvan de benaming bij deze verordening is beschermd, kunnen vervangen.

 Beoordeling door het Hof

 Ontvankelijkheid

42      Om te beginnen zij eraan herinnerd dat de Commissie deze niet-nakomingsprocedure heeft ingeleid nadat verschillende verzoeken van de Tsjechische Republiek om pomazánkové máslo in de lijst in bijlage I bij verordening nr. 445/2007 op te nemen, waren afgewezen.

43      Deze lidstaat voert dienaangaande in de eerste plaats aan dat het besluit tot afwijzing van zijn verzoek om opneming van pomazánkové máslo in die lijst is aangetast door een procedurefout, zodat de Commissie met haar beroep wegens niet-nakoming tracht hem een onrechtmatige gedraging tegen te werpen. In de tweede plaats zou ontvankelijkverklaring van dit beroep wegens niet-nakoming afbreuk doen aan de integriteit van het door het VWEU ingevoerde stelsel van beroepsmogelijkheden.

44      Meteen zij benadrukt dat de Commissie haar beroep baseert op schending door de Tsjechische Republiek van verordening nr. 1234/2007.

45      De Tsjechische Republiek stelt dan ook ten onrechte dat de Commissie via haar beroep haar een eigen tekortkoming probeert tegen te werpen. Deze lidstaat betwist immers niet dat pomazánkové máslo niet voldoet aan de eisen die deel A van het aanhangsel bij bijlage XV van verordening nr. 1234/2007 stelt om in de handel te worden gebracht onder de verkoopbenaming „boter”. Tevens staat vast dat het product „pomazánkové máslo” niet op de lijst in bijlage I bij verordening nr. 445/2007 voorkomt.

46      Hoe dan ook zij eraan herinnerd dat het door het Verdrag ingevoerde stelsel van beroepswegen een onderscheid maakt tussen de beroepen van de artikelen 258 VWEU en 259 VWEU, die zijn bedoeld om te doen vaststellen dat een lidstaat zijn verplichtingen niet is nagekomen, en die van de artikelen 263 VWEU en 265 VWEU, waarin de wettigheid van het handelen of nalaten van de instellingen van de Unie kan worden getoetst. Deze beroepsmogelijkheden hebben uiteenlopende oogmerken en zijn aan verschillende regels onderworpen. Nu geen enkele verdragsbepaling uitdrukkelijk in die mogelijkheid voorziet, kan een lidstaat zich derhalve niet op de onwettigheid van een tot hem gerichte beschikking beroepen als verweer in een beroep wegens niet-nakoming dat is gebaseerd op de niet-uitvoering van die beschikking. Dit zou slechts anders kunnen zijn, indien de betrokken handeling zulke ernstige en kennelijke gebreken vertoont dat zij als non-existent kan worden aangemerkt (zie arresten van 1 juni 2006, Commissie/Italië, C‑207/05, punten 40‑43, en 20 september 2007, Commissie/Spanje, C‑177/06, Jurispr. blz. I‑7689, punten 30 en 31).

47      Bijgevolg kan de Tsjechische Republiek in het kader van dit beroep wegens niet-nakoming geen dienstige argumenten aanvoeren die vragen doen rijzen over de wettigheid van het besluit van de Commissie om het betrokken product niet in de lijst in bijlage I bij verordening nr. 445/2007 op te nemen.

48      Het stond immers aan deze lidstaat om de wettigheid van dat besluit te betwisten door het in artikel 263 VWEU bedoelde beroep in te stellen binnen de door deze bepaling gestelde termijn, en om uitsluitend in dit kader de argumenten aan te voeren die beogen de wettigheid van dat besluit ter discussie te stellen.

49      Verder moet erop worden gewezen dat uit vaste rechtspraak blijkt dat de vaststelling dat een handeling van een instelling van de Unie non-existent is, gelet op de ernst van de consequenties die eraan zijn verbonden, om redenen van rechtszekerheid moet worden voorbehouden voor uiterst extreme gevallen (zie arrest van 5 oktober 2004, Commissie/Griekenland, C‑475/01, Jurispr. blz. I‑8923, punt 20).

50      Zelfs ervan uitgaande dat de Commissie bij haar besluit tot weigering van opneming van pomazánkové máslo in de lijst in bijlage I bij verordening nr. 445/2007 de door verordening nr. 1234/2007 voorgeschreven procedure niet in acht heeft genomen, kan een dergelijke procedurefout in casu niet afdoen aan het feit dat dit besluit terdege bestaat.

51      Hoe dan ook moet worden onderstreept dat de gestelde non-existentie van het besluit van de Commissie tot weigering van de opneming generlei invloed heeft op de niet-nakoming door de Tsjechische Republiek, daar de vaststelling van de non-existentie – a priori in de omstandigheden die in punt 45 van dit arrest zijn vermeld – niet in de plaats kan komen van een besluit van de Commissie om pomazánkové máslo in die lijst op te nemen.

52      Derhalve moet worden geoordeeld dat het beroep van de Commissie ontvankelijk is.

 Ten gronde

53      Vooraf zij eraan herinnerd dat de Tsjechische Republiek erkent dat pomazánkové máslo niet de kenmerken vertoont die krachtens punt I, lid 2, van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007, gelezen in samenhang met deel A, punt 1, van het aanhangsel bij deze bijlage, zijn vereist om in de handel te worden gebracht onder de benaming „boter”. Tevens staat vast dat dit product niet is opgenomen in de lijst in bijlage I bij verordening nr. 445/2007, waarin alle producten staan opgesomd waarvoor geen beperkingen op het gebied van voorbehouden benamingen gelden omdat de precieze aard van die producten op grond van het traditioneel gebruik ervan duidelijk is en/of omdat duidelijk is dat de benaming ervan bedoeld is om een kenmerkende eigenschap van die producten te beschrijven.

54      De Tsjechische Republiek stelt evenwel dat de afwijking waarin punt I, lid 2, derde alinea, sub a, van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007 voorziet, kan worden toegepast zonder voorafgaande toelating wanneer het betrokken product de daarin voorgeschreven kenmerken vertoont.

55      Deze uitlegging kan evenwel niet worden aanvaard.

56      Ten eerste blijkt namelijk uit punt 51 van de considerans van verordening nr. 1234/2007 dat bij verordening nr. 2991/94 de handelsnormen voor zuivelproducten zijn vastgesteld, met een duidelijke en aparte indeling en regels voor de benaming van de producten en dat deze regels overeenkomstig de doelstellingen van verordening nr. 1234/2007 moeten worden gehandhaafd.

57      In dit verband zij eraan herinnerd dat verordening nr. 2991/94 – volgens de zevende overweging van de considerans ervan –, een uniforme indeling van de smeerbare vetproducten beoogt vast te stellen, waarop de afwijking van punt I, lid 2, derde alinea, sub a, van bijlage XV van verordening nr. 1234/2007 noodzakelijkerwijs een uitzondering vormt.

58      Ten tweede verleent artikel 121, sub c‑i, van verordening nr. 1234/2007 de Commissie uitdrukkelijk de bevoegdheid om de uitvoeringsbepalingen inzake de afwijkingen van de voorschriften van deze verordening vast te stellen en met name om de lijst van producten vast te stellen die aan de hand van de door de lidstaten toegezonden lijsten in aanmerking komen voor die afwijking.

59      Punt 4 van de considerans van verordening nr. 445/2007 preciseert in dit verband dat, teneinde de draagwijdte van de bij verordening nr. 2991/94 vastgestelde uitzonderingen nauwkeurig te bepalen, het dienstig is een uitputtende lijst van de betrokken benamingen op te stellen met een beschrijving van de producten waarop deze benamingen betrekking hebben.

60      Uit een en ander volgt dan ook dat de Tsjechische Republiek niet kan stellen dat de producten die aan de bij punt I, lid 2, derde alinea, sub a, van bijlage XV bij verordening nr. 1234/2007 gestelde vereisten voldoen, aanspraak kunnen maken op de in deze bepaling voorziene afwijking, zonder dat de Commissie vooraf een besluit hoeft te nemen waarbij zij vaststelt dat aan deze vereisten is voldaan.

61      Zo het betoog van deze lidstaat zou worden gevolgd, zou zowel de bevoegdheid van de Commissie die de Raad van de Europese Unie haar overeenkomstig artikel 121, sub c‑i, van verordening nr. 1234/2007 heeft verleend om de bepalingen ter uitvoering van deze verordening vast te stellen, als de nuttige werking van deze verordening in gevaar worden gebracht, aangezien deze verordening beoogt het gebruik van de commerciële benamingen te uniformiseren teneinde de concurrentie te handhaven en de consument te beschermen.

62      Gelet op bovenstaande overwegingen moet het beroep van de Commissie dan ook gegrond worden verklaard.

63      Bijgevolg moet worden vastgesteld dat de Tsjechische Republiek, door de verkoop van pomazánkové máslo (smeerbare boter) onder de benaming „máslo” (boter) toe te staan, hoewel dit product een melkvetgehalte van minder dan 80 % heeft en een gehalte aan water en aan droge en vetvrije, van melk afkomstige stof van meer dan 16 % respectievelijk meer dan 2 % heeft, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 115 van verordening nr. 1234/2007, gelezen in samenhang met punt I, lid 2, eerste en tweede alinea, van bijlage XV bij deze verordening en deel A, punten 1 en 4, van het aanhangsel bij deze bijlage.

 Kosten

64      Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de kosten, voor zover dit is gevorderd. Aangezien de Tsjechische Republiek in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van de Commissie te worden verwezen in de kosten.

Het Hof (Eerste kamer) verklaart:

1)      Door de verkoop van pomazánkové máslo (smeerbare boter) onder de benaming „máslo” (boter) toe te staan, hoewel dit product een melkvetgehalte van minder dan 80 % heeft en een gehalte aan water en aan droge en vetvrije, van melk afkomstige stof van meer dan 16 % respectievelijk meer dan 2 % heeft, is de Tsjechische Republiek de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 115 van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”), gelezen in samenhang met punt I, lid 2, eerste en tweede alinea, van bijlage XV bij deze verordening en deel A, punten 1 en 4, van het aanhangsel bij deze bijlage.

2)      De Tsjechische Republiek wordt verwezen in de kosten.

ondertekeningen


* Procestaal: Tsjechisch.